RAH Schepenbank Lummen nr. 81

08.06.1628 - 24.05.1635

Gichten Loons recht buiten vrijheid

 

1628, 06 juli. Blz. 01v

Andries Aechten man en momber van Barbara Cousens, die hij belooft in te brengen om in te stemmen, draagt op aan Jan Huveners zijn deel, 1/3 van een stuk land in Veurten onder Coorssel gelegen aan 'de Schrickheyde', grenzend de erfgenamen van Heuybrecht Maechs 1), de straat 2) en dezelfde Jan Huveners 3). Verkocht voor 32 rinsgulden die de verkoper ontvangen heeft. godtspenninck 1 stuiver, lycoop naer landtcoop. Jan Huveners is met recht ter gichte gekomen. Andries staat garant voor een goede gicht en voor alle lasten boven de grondcijns.

Op 22 november 1629 heeft Barbara Crusens met deze gicht ingestemd.

 

1628, 07 september. Blz. 04v

Margriet Schabben, dochter van Jan Schabben den Jonghen, releveert het versterf dat haar is verstorven na de dood van haar ouders: huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend sheeren straet 1), Matteys Peeters 2), 'den Croelshoff' 3) en joufr. Arnhems 4) en nog een halve sille broek op 'den Heuijven Beempt' waar Jan Van Schoonbeeck de wederhelft van heeft. Jan Vanden Biesemen is in de naam van Margriet met recht ter gichte gekomen.

 

1628, 28 september. Blz. 10

Schelen Hoff.

Jan Roelandts in de naam van de commandeur van Bernesom (Bernissem) releveert het erf dat de commandeur bezit en waar Aerdt Hermans als gichtdrager is uitgestorven: een stuk broek onder Schuelen, genaamd 'den Pegeler'. Jan Roelandts is in de naam van de commandeur met recht ter gichte gekomen.

 

1628, 11 oktober. Blz. 11

Schelen Hoff.

Jan Vander Engelen cum suis releveert het versterf dat hen is aangestorven na de dood van Adriaen Porters, waar Anna N. N. als tochtster uitgestorven is.

Het goed werd aan Jan gemaakt door het testament van Oriaen Porters en Genoveva Van Ham: een half boender land gelegen 'opden Belick', grenzend 'mijn vrouwe van Herckenrode' 1), de straat lopend van 't Heulken naer Schuelen' 2), joncker Laurens van Arnhem als man en momber 3). Vander Engelen met zijn consoorten is ter gichte gekomen.

 

1629, 11 januari. Blz. 16v

Jan Polmans met zijn zuster Geertruijt releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen. Ze zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 26 januari. Blz. 17v

Sr. Aerdt Ghysens kwijt Jesper en Peeter Smeets, kinderen van wijlen Jan Smets, van de 100 rinsgulden eens als Ghysens pretendeerde dat hun vader was ten achter gebleven vanwege de koop van een stuk broek in Stal onder Coorssel gelegen, genaamd 'den Grooten Boneten Beempt'. Hij zal er nooit nog iets van eisen. Conditie is dat de Smetsen Gheijsens zullen hulp verlenen met documenten om hem te defenderen, zoveel als mogelijk is zonder dat hij een proces moet voeren dat hij wil aanspannen tegen Geert Ghijsens aan wie de Smetsen verklaren dat deze de 100 gulden schuldig is vanwege de koop die Geert van hen heeft gedaan op 10 juli 1612. Aerdt Ghijsens reserveert zich zijn actie tegen deze Geert.

Op 15 februari 1629 kwijt sr. Aerdt Ghijsens aan Peeter en Jesper Smeets deze 100 rinsgulden, de kwijting aan Geert Ghijsens gereserveerd.

 

1629, 01 februari. Blz. 18

Peeter Bremars/Bremers draagt op aan Mattees van Schoonbeeck zijn heel kindsgedeelte: het vierde part van huis en hof in Schuelen gelegen, 6 vaten zaaiens groot, grenzend Dierick Palmarts 1), Lambrecht Vaes 2), des heeren straat 3); nog het vierde part van een halve boender broek tegenover 'die Waterschans' gelegen, grenzend Aerdt Hermans, Jan Schabben; nog het vierde part in een heuffken bij Geert Cox gelegen, grenzend Geert Cox 1), Jan Van Loven 2), des heeren straet 3). Verkocht voor 87 rinsgulden eens boven alle lasten. Betaald. Voor de vernadering die bij deze koop is gebeurd, zal de koper 'pro rate temporis' intrest hebben van zijn geld tegen den penninck 16 (6,25%). Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 3 stuivers. Mattees Van Schoonbeeck is met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 15 februari. Blz. 21v

Jan Vos als man en momber van zijn huisvrouw Aleth Van Blancksteen weduwe van Andries Valenteijns draagt op aan haar kinderen Geertreuyt en Maria Valenteyns verwekt door Andries Valenteyns zaliger haar tocht van het volgende erf. Andries Inden Morttel is in de naam van de twee kinderen van Andries Valenteyns ter gichte gekomen.

Dadelijk daarna, nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Andries Inden Morttel voor hemzelf en voor de kinderen van Nicolaes en Andries Valenteijns opgedragen aan Jan Huveners het erf in de conditie beschreven. Jan Huveners is met recht ter gichte gekomen.

De conditie.

De erfgenamen van Claes en Andries Valenteyns met Andries Inden Morttel zullen verkopen een beemd of stuk broek gelegen in Coirssel, ongeveer 2 dachmael groot genaamd 'den Grammart'. Hij grenst Henrick Convents 1), Valenteyn Claes 2), Henrick Reynders 3) en Peeter Beckers 4). Hij wordt verkocht met hogen, palmslag en uitgang van de brandende kaars, na voorgaande proclamatie van 14 dagen tot 14 dagen in de kerk van Coirssel. Iedere hoge bedraagt 2 gulden: half tot profijt van de verkopers en half voor de koper of laatste hoger. Wie het broek zet en ervoor de palmslag ontvangt, zal voor zijn kloekheid 2 pattacons hebben of de waarde ervan. Hij zal ook als eerste voor alle anderen mogen hogen. Bij misverstanden bij het branden van de kaars, zal de kaars opnieuw ontstoken worden of de justitie die er zit zal beslissen. Een koper op wie de kaars uitgaat en die niet kan betalen zal op zijn kosten de kaars opnieuw moeten laten ontsteken. Indien het goed dan minder opbrengt, zal hij het verschil moeten bijpassen. Als het dan meer mocht opbrengen, is dat enkel tot profijt van de verkopers.

De laatste hoger of koper moet alle hofrechten zoals gicht, guedinghe, pontgelt, branden van de kaars, schrijfgeld voor de klerk 1 pattacons en alle andere onkosten zoals leycoop naer landtcoop, godtspenninck 7 stuivers 1 ort betalen, zodat de verkopers 'los ende vrey gelt' (netto) hebben. De verkopers staan ervoor garant dat het goed enkel is belast met 2 gulden Brabants jaarlijks aan de begijnen van Peer (in de marge staat 't'clooster van Peer') en met grondcijns aan de heer. De koopsom moet op datum van gichten betaald worden. De verkopers beloven aan de koper dat ze zullen borg stellen voor eventuele problemen.

Opgemaakt op 26 januari 1629 ten huize van Bernardt Seysens in Coorssel in presentie van de getuigen Christiaen Claes en Bernardt Seysens en Andries Seysens.

Op 26.01.1629 in presentie van de getuigen hebben de verkopers de palmslag gegeven aan Heuybrecht Didden voor 375 gulden Brabants en 2 creuysdaelders waarvan 1 voor de weduwe van Andries Valenteyns en 1 voor de huisvrouw van Andries Vanden Morttel, boven alle lasten volgens de conditie. Didden zette nog 10 hogen. Ondertekend door Arnoldus Dries secretaris.

Henrick Wellens hoogde nog 10 hogen, Henrick Reynders nog 5, Jan Tielens nog 6 hogen en nog eens 6 hogen en Jan Huveners nog 7 hogen, Jan Tielens nog 1 hoge. Nota 'loco Jan Tielens ponatur Jan Huveners'.

Op 15 februari werd de kaars in presentie van meier en schepenen ontstoken en gebannen. De koop bleef aan Jan Huveners.

 

1629, 15 februari. Blz. 24v

Willem Heuybrechts draagt op aan Henrick Reynders het derdedeel van een stuk erf in Veurten onder Coirssel gelegen, genaamd 'die Alde Hoeff'. Het heel goed grenst Mertten Kenens W, des heeren straet aan 2 zijden, Henrick Reynders O. Verkocht voor 375 rinsgulden eens boven de lasten die eraan staan en 4 creuysdaelders voor een kermis, godtspenninck 7 stuivers 1 ort, lycoop naer landtcoop. Henrick Reynders is met recht ter gichte gekomen. Pontpenningen 19 gulden 4 stuivers.

De koper moet de helft van de koopsom betalen op datum van gichten en de andere helft op de dag van verjaren.

In 1630 op 24 januari heeft Willem Heuybrechts bekend dat hij volledig van deze verkoop voldaan is door Henrick Reynders.

 

1629, 01 maart. Blz. 26

Melchior Van Schoonbeeck draagt op aan Margriet Schabben een halve sille broek op 'den Hauben Beempt', waar Margriet voorschreven de wederhelft in heeft. Ze grenst 'die Kercken Sille' 1), 'het Roost' 2), 'die Laeckbeempden' 3) en mr. Wouter Taelmans 4). Verkocht voor 22 rinsgulden boven de grondcijns aan de heer. Melchior staat garant voor meer lasten en een goede gicht. Leycoop 22 stuivers, godtspenninck 1 stuiver. Jan Vanden Biesemen is in de naam en als momber van Margriet met recht ter gichte gekomen. Op 15 maart bekende Melchior dat hij de koopsom ontvangen heeft.

 

1629, 01 maart. Blz. 26v

Willem Geerts draagt op aan Heuybrecht Sellekarts 20 stuivers jaarlijks die staan aan panden van Jan Pondtmans zoon van Vincent en zijn consoorten in Schuelen. Dat gaat om het huis op 'St Joris schansse'. Willem heeft er 15 rinsgulden eens voor ontvangen. Heuybrecht Sellekarts is met recht ter gichte gekomen. Willem staat garant voor een goede gicht.

 

1629, 01 maart. Blz. 27

Jan Prels draagt op aan Oriaen Oriaens de beemd die hij onlangs heeft 'geevinceert' omdat de jaarrente van 2 gulden jaarlijks, uit een rente van 6 gulden jaarlijks, niet werd betaald. De beemd is 'den Langhen Beempt' en is gelegen onder Coorssel. Oriaen is ter gichte gekomen en heeft de kosten die belopen op 9 gulden 1 blanck betaald en voor de verlopen van de rente tot deze datum 24 rinsgulden, dus tot het jaar 1628 inbegrepen.

 

1629, 01 maart. Blz. 27v

Schelenhoff.

David Neven releveert het versterf dat de 'canonincken van Onser Liever Vrouwen' van Maestricht hebben onder Schuelen en waar Henrick Alen, secretaris in Herck, als laatste gichtdrager is uitgestorven. David is als sterfelijke gichtdrager ter gichte gekomen volgens de machtiging die hij heeft getoond.

 

1629, 12 maart. Blz. 28v

Catrina Swinters of Swolffs weduwe van Mattees Reynders zaliger van Beringhen legt een akte neer om te registreren. De schepenen stemmen hiermee in.

Op 6 november 1627 verschenen in de stad Beringhen voor de onderstaande notaris mr. Antoen Vander Steen, rentmeester in Peelt, die bekende en verklaarde dat hij enkele jaren geleden door ruil erf om erf met Mateus Reynders als man en momber van Catharina Swolffs een goed verkregen heeft waarvan de gichte gebeurd is voor de schepenen van Lummen ten Loons recht op 7 maart 1619. In die gichte werden de clausules en condities niet vermeld. Daarom verklaart mr. Antoen om problemen in de toekomst te vermijden dat de ruil gebeurde onder voorwaarde dat mr. Antoen Vander Steen voor zijn heythoeffkens met een beetje weide of gras gelegen omtrent Eversloo, genaamd 'die Wildernisse', die grenzen O Paen Webers, W Machiel Matteļ en het pad waar men naar Eversloo gaat 4), voor zijn eigen erf zou bezitten na de dood van Catharina S'wolffs de huisvrouw van Matteus Reynders haar twee wijerkes gelegen vooraan op de heide van 'den Hanengreef' omtrent de winninge die Joris Frerix nu bezit als man en momber van zijn huisvrouw Eelken Francken. Tevens zou hij boven de twee wijerkes nog eens hebben 100 gulden Brabants eens. Tevens werd overeen gekomen dat Catharina Swolfs haar vrije beschikking zou hebben van 'den Wildenisse' omdat de twee weijertjes haar toebehoorden. Toen ze ruilden, wilde Catharina met de ruil niet akkoord gaan tenzij er als voorwaarde zou zijn dat ze haar vrije wil met 'de Wildernisse' zou mogen doen. Haar man Matteus Reynders zei toen tegen zijn vrouw Catharina: 'Vrauwe syt tevreden, wij sullent wel maecken'. Opgemaakt binnen Beringhen in het woonhuis van Catharina Swolffs in presentie van Aerdt Vanden Berghe schepen in Beringhen en Peeter Jans wonend in Overpelt, getuigen. Ondertekend door Christianus Servatii commissaris van de stad Beringhen.

Op 12 maart 1629 verscheen mr. Antoen Vanden Steen rentmeester in Peelt voor mr. Henrick Swijsen en Henrick Kenens, beiden Loonse schepenen in Lummen. Hij stemde in met de gichte die gebeurd is tussen hem en Matteus Reynders op 7 maart 1619 betreffende een stuk erf genaamd 'die Wildernisse' op alle condities zoals beschreven in de voorgaande akte.

Bernardus Basterga bevestigt onder eed en 'mannen waerheyt' dat het voorschreven contract van ruil zo gebeurd is zoals hierboven is gezegd. Hij zei dat toen nog aanwezig was Peeter Paelmans als getuige.

Peeter Paelmans bevestigde zoals voor, maar hij herinnert zich niets van het geld dat werd toegegeven.

 

1629, 15 maart. Blz. 31v

Jan Beckers, wegens de onderstaande constitutie, heeft opgedragen aan Hubertus Kenens de erven geregistreerd in de conditie hierna voor de som van 800 rinsgulden eens voor hetgeen hier sorteert en op alle condities hierna beschreven. Heuybrecht Kenens is met recht ter gichte gekomen.

Hierna volgt de conditie.

In 1629 op 9 maart verscheen Jan Daems Janszoon van wie de moeder Geertreuyt de Hasque alias Schreynmaeckers was bij de notaris. Hij bekende dat hij wettelijk heeft verkocht aan Heuybrecht Kenens wonend in Coorssel een huis en hof met het land daaraan gelegen, 3 vat zaaiens groot, gelegen in Coorssel omtrent de kerk. Het goed grenst Jan Beckers O en Z, de erfgenamen van Christiaen Claes W en des heeren straet N. Verkocht nog een perceeltje schomme genaamd 'den Heschelen Bossch', gelegen zoals voor. Het grenst Bertholomees Maeyenbos O, Hendrick Weynen W, Mertten Kenens N en mr. Gielis Beerten Z. Verkocht nog een perceel broek gelegen onder Beringhen of Heusden, dat grenst W Jan Kander, de erfgenamen van Daniel Sreycken O, de voorschreven Cander Z en de heide N. Verkocht nog een perceel broek genaamd 'die Lange Eycken', gelegen onder Haexelaer, grenzend Jesper Tielmans erfgenamen W, Lodowyck Gysbrechts erfgenamen Z, de erfgenamen van Servaes Vanden Put O en Peeter Smits zoon van Jan N. Verkocht voor 1050 gulden eens Luiks geld, los en vrij zonder dat er iets afgaat zoals pontpenningen, leyffcoop, gicht en guedinghe, klerkgeld enz. Al die kosten staan tot last van de koper. De goederen zijn enkel belast met cijns aan de heer, die tot last van de koper zal zijn. Dadelijk na gichten in gebruik nemen als de koper ook 400 gulden eens moet betalen. Voor de overige som zal de koper aan deze panden mogen een rente bekennen aan 5% in Luiks geld. Deze rente neemt een aanvang op datum van gichten en moet elk jaar los en vrij van lasten geleverd worden binnen Diest. De rente kan met 200 gulden per keer afgelegd worden, mag meer maar niet minder en dat met volle rente. Opdat Heuybrecht Kenens in de goederen zal kunnen gegicht worden, vaardigt Jan Daems onwederoepelijk af en heeft procuratie gegeven mits deze aan Jan Beckers, Matteys Vanden Hove of anderen om deze last op zich te nemen voor competente rechters. De afgevaardigde moet de goederen eerst releveren en daarna opdragen en gichten zoals hiervoor beschreven aan Heuybrecht Kenens. De verkoper staat garant voor een goede gicht. Leycoop naer landtcoop, godtspenninck 3 stuivers, klerkgeld 5 gulden Brabants geld. Getuigen Franciscus Weynen, Henricus Druemder, Mathias Van Hove, Joannes Beckers en meer anderen. Deze minuut werd ondertekend door Heuybrecht Kenens en door M. Van Beuytenbach notaris.

Op 14 maart verscheen Jan Daems die bekende dat hij uit handen van Heuybrecht Kenens in de plaats van de 400 gulden die op de gicht moest betaald worden, maar 350 gulden ontvangen heeft. De resterende 50 gulden voegt hij bij de onbetaalde som en hij zal er rente voor geven zoals voor. Attestor M. Van Beuijtenbach, notaris.

1629, 15 maart. Blz. 33v

Heuybrecht Kenens draagt op aan Jan Daems al de hiervoor genoemde goederen als pand voor 35 rinsgulden jaarlijks met valdag op datum van gichten en voor het eerst in 1630. Te kwijten met 700 gulden Brabants eens in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Jan Daems is door Jan Beckers ter gichte gekomen. Nota: hier staat rente 'pro rata temporis' maar het contract vermeldt volle intrest.

Hiervan geen pontpenningen.

Op 6 september 1640 heeft Jesper Smeets als momber van de erfgenamen van Jesper Smeets zoon van Jan de panden van Heuybrecht Kenens gekweten van een rente van 10 gulden jaarlijks. Hij heeft voor het kapitaal 200 gulden ontvangen en het gichtgeld. Jasper Smeets staat garant voor een goede kwijting.

 

1629, 15 maart. Blz. 34

Matteys Peeters en Aerdt Stapparts verklaren dat het nuttiger is om het erf beschreven in de onderstaande conditie te verkopen dan het te houden omdat 'die heuysinghen caduck' zijn en vervallen en omdat het kind nog een huis heeft binnen Schuelen. Bovendien bracht de verkoop zijn waarde op.

Na het verklaren van deze mannen heeft Jan Vanden Biesemen als momber van het onmondig kind van Joris Schabben deze 'heuysinghen' en het erf in de conditie opgedragen aan Jacob Minnen volgens de onderstaande conditie. Jacop Minnen is met recht ter gichte gekomen. Jan belooft om het geld weer aan te leggen tot profijt van het kind. Dat gaat om 100 gulden die op de dag van gichten gaan betaald worden.

De conditie.

Voorwaarden waarop Jan Vanden Biesemen als wettige momber van het kind Jan Schabben zal verkopen met brandende kaars huis en hof in Schuelen in 'de Nederstraet' gelegen, grenzend sheeren straet 1), Matteys Peeters 2), 'die Spoey' 3) en 'de Croels Hoff' 4). Degene die de palmslag krijgt, zal voor zijn kloek bod 1,5 pattecon krijgen. Degene aan wie de koop blijft, moet aan het onmondig kind voor een kermis 1,5 pattecon geven.

Het goed is belast met 30 stuivers aan Dierick Palmarts; nog met 16 stuivers aan de kerk van Schuelen; nog aan de kerk een halve kan 'cennipsmauts'; nog 16 stuivers aan de kerk van Herck, brandtschettinghe 2,5 stuivers, op St.-Jansdag een halve stuiver en op Sinte Remeysdag 3 orden cijns. Verkocht boven deze lasten. Mochten er bijkomende lasten gevonden worden, dan staan deze tot last van de verkoper. Degene aan wie het goed blijft, moet op datum van gichten 100 gulden Brabants eens geven als onderpand of voldoende onderpand stellen. Hiermee zullen 6 gulden jaarlijks gekweten worden; Wat het meer kost, is ook af te leggen aan 6% en met rente 'naer teydts gelanck' in de tijd van de kwijting.

Degene die de palmslag ontvangt, zal daarop zoveel hogen van 2 gulden per hoge - te delen tussen koper en verkoper - mogen zetten als hij wenst. Deze hogen moeten op datum van gichten betaald zijn. Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 3 stuivers. Regels voor misverstanden en iemand die de koop niet kan voldoen. Degene aan wie het goed blijft, moet de woning repareren die vervallen is en hij moet zijn reparatie laten taxeren door mannen die er verstand van hebben met het oog op eventuele vernadering. De verkoper moet alle lasten betalen tot half maart 1629. Alle onkosten betreffende deze verkoop zijn voor de koper, zodat de verkoper zuiver geld krijgt in gevalueerd geld dat in het land van Luijck het laatst is gepubliceerd.

Aerdt Wintmolders bood 13 gulden Brabants jaarlijks boven de lasten en hij ontving er de palmslag voor. Hij zette nog 10 hogen op 17.02.1629.

Op 23 februari 1629 werd de kaars in Schuelen gebrand ten huize van Jan Vanden Biesemen met instemming van de afwezige meier die hiervoor Lambrecht Neven had afgevaardigd en is 'die kersse ban ende verseckerheyt gedaen' ook met instemming van de momber. Jacop Minnen hoogde nog 1 hoge en het bleef hem ervoor als de kaars uitging.

1629, 15 maart. Blz. 36

Jacop Minnen draagt op aan het voorschreven kind het huis en het erf als pand voor 7 gulden jaarlijks waarvan het kapitaal aan 6% moet afgelegd worden. Jan Vanden Biesemen is als momber met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 22 maart. Blz. 38

Matteys Jans kwijt de panden van Jan Van Soerloock, namelijk een beemd gelegen in Coorssel genaamd 'den Laeck Beempt', van 3 gulden jaarlijks die Matteys erop trok. Hij kreeg het kapitaal en verlopen betaald.

 

1629, 22 maart. Blz. 38

Henrick Cannarts cum suis releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: 'den Blommen Hoff' in Schuelen gelegen en al hetgeen hier nog sorteert. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1629, 22 maart. Blz. 40v

Willem Bollen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aerdt Vander Eycken, hierna geregistreerd, draagt op aan Peeter Ceuypers van Heusden de beemd in de conditie hieronder vermeld voor alle conditie zoals daar beschreven. Peeter Ceuypers is met recht ter gichte gekomen.

De conditie.

Aerdt Vander Eycken, geboren in Schuelen, die tegenwoordig ruiter is in 'Nimmegen' onder de marckgrave van Toerlach, zal met proclamatie verkopen en met branden van de kaars aan de hoogste bieder begeven voor de schepenen van Lummen ten Loons recht na proclamatie een beemd genaamd 'den Nieuwen Linden', omtrent een boender groot, grenzend 'die Spoey' 1), de Laeck aan, de andere zijden. Deze is belast boven de grondcijns met 2 gulden jaarlijks aan het convent van Herckenroey. Peeter Ceuypers van Heusden bood 260 gulden Brabants goed gangbaar en gevalueerd geld zoals binnen Hasselt gangbaar en gevalueerd is op de dag van gichten met alle hogen. De helft van de koopsom moet dan betaald worden en de andere helft op de dag van verjaren. Iedereen zal op de proclamatie mogen hogen met minimum 2 gulden Brabants per keer: de helft ervan tot profijht van de verkoper en de andere helft tot profijt van de hoger. Kosten en een dobbele ducaet, of de waarde ervan, voor Peeter Ceuypers voor zijn kloek bod moeten door de laatste hoger betaald worden. Uit de leycoop na landtcoop moet 1 ducaet eens betaald worden aan de verkoper voor een nieuwe hoed. 9 roosenobels boete indien de kaars uitgaat op iemand die de koop niet kan of wil aanvaarden: 3 voor de heer, 3 voor de Armen van Lummen en 3 voor de klagende partij. Alle kosten worden bij deze persoon gehaald met ook het eventueel prijsverschil. godtspenninck 6 stuivers Brabants, schrijfgeld 1 reyxdaelder.

Opgemaakt in het huis van Willem Bollen den Jongen binnen Hasselt ter presentie van Cornelis Loeyens, Hendrick Oeyen zoon van Henrick, Melchior van Crutsen, getuigen.

13 februari 1629. Willem Bollen den Jonghen heeft, uit machtiging en bevel aan hem gegeven door de voorschreven verkoper voor de commissaris Hilst op 6 januari laatstleden gepasseerd, de voorschreven conditie laten beschrijven en zich voor de verkoper sterk gemaakt. Peeter Ceuypers bood op de beemd volgens de condities 50 hogen. Boven de voorschreven getuigen in presentie ook van Jan Van Crutsen den Alden heeft Cornelis Loeyens nog 1 hoge gehoogd, daarna Peeter Ceuypers nog 2 hogen. Was ondertekend door Caproens, notaris.

Op 5 april 1629 werd de kaars ontstoken en gebannen. Reynder Timmermans hoogde nog 10 hogen, Peeter Ceuypers nog 10 hogen, Reynder Timmermans nog 1, Peeter Ceuypers nog een en daarmee bleef de koop aan hem bij het uitgaan van de kaars.

De procuratie van 6 januari 1629 werd opgemaakt door notaris Hilst en gezworen commissaris van de stad Hasselt. Aerdt Vander Eycken, geboren in Schuelen en tegenwoordig ruiter in Nimmegen onder de markgraaf van Dourlach, geeft volkomen macht aan Willem Bollen den Jonghen, borger van Hasselt, om in zijn naam de bovenstaande verkoop te regelen en de koper erin te laten gichten. Kwijting geven en al het nodige doen alsof de verkoper zelf aanwezig was en het deed. Getuigen Cornelis Millen zoon van Jan en Willem Blaese, borgers van de stad Hasselt.

Op 10 januari 1630 bekende Peeter Cuypers aan Gielis Leuyten de naderschap van deze beemd. Peeter kreeg zijn uitgegeven geld terug en Gielis Leuyten is met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 21 juni. Blz. 48

Wouter Bleux draagt op aan Valentyn Vanden Hove een stuk erf in Stall onder Coorssel gelegen, genaamd 'die Lange Stucken', grenzend heer Henrick S'Volders 1), Peeter Pinxten 2), Valenteyn Vanden Hove 3) en de erfgenamen van Henrick Valenteyns 4), als pand voor 10 rinsgulden jaarlijks met valdag op St. Jans Baptisten dach. Af te leggen met 200 rinsgulden eens in geld zoals dat in de tijd van de kwijting gangbaar zal zijn en met rente 'naer teyts gelanck'. Valenteyn Vandenhove is met recht ter gichte gekomen. Wouter staat garant voor een goede gicht. De partijen hebben de hofrechten half en half betaald met de pontpenningen.

 

1629, 05 juli. Blz. 49

De weduwe van Aerdt Frerix had geprocedeerd op panden van Matteys Peeters onder Schuelen omdat er geen betaling was van een jaarlijkse rente. Er was zover geprocedeerd dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachten wezen en om de partijen te bedagen tot het geleyt. Op de voorziene dag van geleyt 5 juli verzocht de weduwe verder recht volgens de konde die gerechtsdienaar Lenardt Jans 'relateert' (ambtelijk verklaart). Er verscheen niemand die er iets tegen zei en daarop werd aan haar ris en rijs geleverd in een teken van possessie (bezit) en ze is erin gegicht met recht.

 

1629, 05 juli. Blz. 49v

Geert Leyten en Aerdt Clockleuyders man en momber van Anna Leyten releveren 3 vaten zaaiens 'opt Olinger Velt' gelegen in Schuelen; nog 1 gulden jaarlijks aan panden van de erfgenamen van Willem Cox, namelijk aan 'den Godts Bampt' onder Tiewinckel. De goederen zijn hen verstorven na de dood van hun ouders. Ze zijn ter gichte gekomen.

 

1629, 19 juli. Blz. 53v

Geleyt genomen door heer Jan Frerix als pastoor van het begijnhof van Hasselt op panden van Wagemans in Schuelen.

Heer Jan Frerix had geprocedeerd op panden van Jacob Wagemans in Schuelen omdat een jaarlijkse rente niet werd betaald. Er was zover geprocedeerd dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachten wezen en de partijen te bedagen tegen het geleyt. Op de voorziene dag van geleyt, 19 juli, verzocht heer Jan of zijn facteur, volgens de konde door bode Vanden Biessemen gedaan tegen vandaag, verder recht. Er verscheen niemand die dit belette en daarop werd aan heer Jan hout en ris geleverd in een teken van bezit en hij werd in de beklaagde panden gegicht met recht.

 

Nota. Hier op 26 juli moest een gichte volgen tussen mr. Geysbrecht Conventinus Corsselius en mr. Vincent Seysens, maar omdat deze tijdens de afwezigheid van deze secretaris is geschreven op het rolboek van de vrijheid en hij deze gichte niet gezien had, volgt ze op 6 september 1629.

 

1629, 13 augustus Blz. 55

Voor schepenen Swysen en Peeter Aerdts verscheen Quinten Huveners. Hij heeft opgedragen aan Christiaen Huveners zoon van wijlen Jan Huveners een stuk erf in Schuelen gelegen, genaamd 'den Smaut Bampt', grenzend Jacop Smeets 1), Frans Stapparts erfgenamen 2) en Jan Verneyen 3), dezelfde Quinten 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op O.-L.-Vrouw Hemelvaart vanaf 1630. Af te leggen met 100 rinsgulden eens in pattacons, zoals ze in de tijd dat er afgelegd wordt, zullen gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Mattees Huveners is in de naam van zijn broer Christiaen met recht ter gichte gekomen. Quinten betaalde het pontgelt en de hofrechten.

 

1629, 13 augustus Blz. 55v

Quinten Huveners draagt op aan Aerdt Huveners een stuk erf in Schuelen in de hof van Jan Merckdens oft Wagemans gelegen, genaamd 'die Sille'. Het grenst Lenardt Van Swarttenbroeck 1), Dierick Palmarts 2), Jan Wagemans voorschreven 3) en dezelfde Quinten 4). Opgedragen als pand voor een rente van 6 gulden jaarlijks met valdag op O.-L.-Vrouw Hemelvaart. Ze staan af te lossen met 100 rinsgulden eens in stukken van pattecons zoals ze gangbaar zijn in de tijd van de kwijting en met rente volgens de tijd. Mattees Huveners is in de naam van zijn broer Aerdt met recht ter gichte gekomen. Quinten heeft het pontgelt en de hofrechten betaald. In 1631 op 17 juli hebben mr. Jan Scherenbaerts en Lodoweyck Vanden Laer als mombers van Aerdt Huveners 'questen' (dezen) Quinten Huveners en zijn panden van deze 6 rinsgulden jaarlijks gekweten. Ze kregen het kapitaal en de verlopen betaald. Quinten is ter gichte gekomen.

 

1629, 13 augustus Blz. 55v

Sebastiaen Huveners draagt op aan Quinten Huveners een stuk erf onder Schuelen 'opde Stap' gelegen, grenzend Jeronimus Oeyen 1), Mattees Wintmolders 2), Jan Corthouts 3) en sheeren straet 4). Verkocht voor 100 rinsgulden eens boven de lasten. Betaald. Quinten Huveners is met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 06 september. Blz. 56

Jan, Mattees, Henrick, Margriet, Aerdt en Christiaen Huveners, kinderen van Jan Huveners zaliger, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk erf genaamd 'den Kijpert'; nog 'den Popeler'; nog een stuk broek genaamd 'die Langedoncken'; nog een stuk broek genaamd 'die Teppe'; nog 7 gulden jaarlijks op panden van Heuybrecht Smeets in Linckhout; nog 8 gulden op panden van Jan Pondtmans; nog 12 gulden op panden van Jan Van Hengel; nog op panden van Loich Stapparts 6 gulden; nog 25 gulden op panden van Henrick Vander Eycken; nog 6 gulden op panden van Aerdt Jeuris en al hetgeen dat hier nog sorteert. Jan Huveners is voor hem en voor zijn consoorten met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 26 september. Blz. 58

Op 26 juli 1629 heeft Jan Van Postel zoon van Jan, als gevolmachtigde van mr. Geysbrecht Conventinus Corsselius gedateerd op 6 juni door notaris G. Wauters zoals de schepenen zagen en die in Beringhen werd geregistreerd, verkocht aan mr. Vincent Seyssens de helft van een stuk land genaamd "het Reucken', waarvan joufr. Catharina Convents begijn in Diest de onverdeelde wederhelft bezit. Het heel stuk land grenst Peeter Beckers 1), Andries Seyssens 2), de erfgenamen van Frans Convents 3), sheeren straet 4). In deze koop werden nog goederen gekocht gelegen onder Beringhen en in de Brabantse bank hier sorterend. Daarom zijn de pontpenningen hier genomen op 10 rinsgulden Brabants geld. De verkoop gebeurde volgens het contract dat ze hebben aangegaan voor de notaris Wouters voorschreven op die datum, ook geregistreerd door de schepenen in Beringhen. Mr. Vincent Seyssens is met recht ter gichte gekomen.

Deze gicht moest op 26 juli geregistreerd zijn; zie p. 54r.

 

1629, 01 oktober. Blz. 58v

Jan Van Postel, omwille van procuratie gepasseerd voor notaris J. Wauters op 17 juli 1629 en ratificatie ervan gegeven door joufr. Catharina Convents en haar broer heer en meester Geysbrecht Convents Corsselius op 3 september daarna voor dezelfde notaris, heeft opgedragen aan mr. Vincent Seyssens de wederhelft van het stuk land dat Seyssens voorschreven op 26 juli 1629 verkregen heeft van heer en meester Geysbrecht Convents Corsselius gelegen in Coorssel, genaamd 'het Reucken'. In deze koop zaten nog andere goederen hovend onder Beringhen en in de Brabantse bank hier. Zie verkoopovereenkomst geregistreerd in Beringhen. De pontpenningen zijn daarom gerekend op 10 rinsgulden Brabantse valuatie. Mr. Vincent Seyssens is met recht ter gichte gekomen.

 

1629, 20 september. Blz. 59

Jan Van Postel, als gevolmachtigde van zowel Geysbrecht Convents Corsselius als joufr. Catharina Convents d.d. 6 juni 1629 voor notaris J. Wauters, draagt op aan mr. Vincent Seyssens voorgenoemd 4 percelen broek in Coorssel onder Stalle gelegen. De eerste hiervan is gelegen achter 'den wauwer vande molen', een dachmael groot, grenzend Gielis Cornielis 1), Jesper Smeets 2), de voorschreven transportanten 3). Het tweede is omtrent 2 dachmaelen en grenst het voorschreven dachmael 1), Matteys Bleux 2), de voorschreven Jesper Smeets 3) en 'd'Aude Beeck' 4). Het derde perceel is ongeveer 1,5 dachmael groot en grenst de voorschreven beek 1), Berttel Vander Wauwer 2), Henrick Convents 3) en de voorschreven transportanten 4). Het vierde perceel ligt bij het derde en is ook 1,5 dachmael groot. Het grenst het derde perceel 1), de erfgenamen van Jacop Beckers 2), Henrick Convents 3) en de voorschreven 'Alde Beeck' 4). Omdat het onzeker is dat deze percelen broek Loons zijn, wordt het betalen van de pontpenningen uitgesteld. Mr. Vincent Seyssens is met recht ter gichte gekomen.

In 1631 op 2 juni heeft Jan Van Postel, als afgevaardigde van mr. Geysbrecht Conventinus en zijn zuster joufr. Catharina Convents, volgens akte gepasseerd voor de schepenen van de stad Loven van 20 januari 1630 ondertekend Mutsen, aan mr. Vincent Seyssens gekweten van 1200 rinsgulden Brabants geld die voor deze koop zijn gereserveerd geweest en waarvan in de gicht hiervoor niets werd gezegd. Mr. Vincent betaalde het pontgelt voor het Loons deel van deze 1200 gulden, namelijk 11 gulden Brabants geld.

 

1629, 04 oktober. Blz. 60v

Aerdt Vanden Kerckhoff, als man en momber van Margriet Elecoms, draagt op aan Aerdt Van Sassenbroeck 2 verschillende renten. De ene is van 30 stuivers jaarlijks met valdag op Pinksteren en de andere bedraagt 25 stuivers jaarlijks en valt op Lichtmis. Ze staan aan panden van Jan Van Ghingel onder Schuelen. Verkocht voor 50 rinsgulden eens. Betaald. Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 3 stuivers. Aerdt Van Sassenbroeck is met recht ter gichte gekomen. Aerdt Vanden Kerckhoff belooft dat hij zijn huisvrouw hier zal brengen om met deze gicht in te stemmen.

 

1629, 18 oktober. Blz. 61v

Heer Jan Frerix, pastoor van het begijnhof van Hasselt, releveert in de naam van die pastorij 3 renten: 30 stuivers jaarlijks aan panden van Jan Baens oft Reynders en Jan Vander Linden in Molem; nog 36 stuivers jaarlijks aan panden van Jan Lemmens in Schuelen; nog 25 stuivers jaarlijks aan panden van Anna Puts in Meldelaer. Heer Jan is in de naam voorschreven ter gichte gekomen met recht.

 

1629, 08 november. Blz. 62v

Jan Pauwels man en momber van Anna Van Postel draagt op aan Heuybrecht Didden een stuk erf 'inden Postelmans Hoeck' gelegen in Coorssel, genaamd 'die Groote Hoeff', grenzend Jan Van Postel aan 2 zijden en des heeren straet aan de twee andere zijden, als pand voor 2 gulden 10 stuivers jaarlijks met valdag op Lichtmisse in 1631 het eerst. Af te leggen met 50 rinsgulden los geld zoals in de tijd van de kwijting gangbaar zal zijn en met rente volgens de tijd. Heuijbrecht Didden is met recht ter gichte gekomen. Jan heeft het pontgelt betaald en Heuybrecht de hofrechten 9,5 stuivers. Op 22 november 1629 heeft Anna Van Postel met deze gicht ingestemd en ook nog met een andere voorgaande rente van 150 gulden die aan Heybrecht Didden gegicht zijn 3 jaren geleden.

 

1629, 08 november. Blz. 65

Scheiding en deling tussen de kinderen van Jan Huveners en Ida Beynens zaliger, een gewezen echtpaar.

Christiaen Huveners is gevallen het huis binnen Herck, dat geschat is boven de last op 1400 gulden; daarbij 6 roeyen in 'de Seelbeempden' op 100 gulden; nog daarbij 'die Tepp' geraamd op 50 gulden. Samen 1550 gulden.

Jan Huveners kreeg het huis op de schans, geraamd boven lasten op 350 gulden; nog 'dat Rinckpat' geraamd boven lasten op 700 gulden; nog 2 'Sleuijckens' op 400 gulden; nog een rente op Jan Meynen 100 gulden; vindt goed 4 gulden 4 stuivers.

Mattees Huveners kreeg 'het Voerbemptien' geraamd op 600 gulden; 'den Popeler' op 300 gulden; nog een half boender 'opt Schavey' op 200 gulden; nog een rente op Jan Van Hengel 200 gulden; nog een rente aan Heuybrecht Smeets van 7 gulden beloopt in geld op 120 gulden; nog een rente aan Jan Poelmans 8 gulden 5 stuivers in geld geraamd op 140 gulden. Aan dit deel is 16 gulden over. (Of 5 gulden 16 stuivers? Onduidelijk)

Aerdt Huveners viel ten deel aan de weduwe van Hendrick Vander Eycken 25 gulden geschat op 500 gulden; 'die Mane Straet' geraamd op 70 gulden; nog een rente op Jan Coenens van 18 gulden, geraamd op 284 gulden; nog een rente aan Aerdt Joris van 6 gulden, geraamd op 100 gulden; nog een rente op Lodowyck Stapparts van 6 gulden geraamd op 100 gulden; nog op Jan Hermans 10 gulden geraamd op 160 gulden; nog aan Maria Vander Hoeven 14 gulden jaarlijks geschat in geld op 236 gulden; nog op Jan Gheysens een rente van 6 gulden geschat op 100 gulden. Vindt 4 gulden 4 stuivers.

Aan Margriet Huveners is ten deel gevallen het 'heyke' geraamd op 350 gulden; nog 'die Langedoncken' op 400 gulden; nog op Neys Hasen een rente van 7 gulden jaarlijks geschat op 120 gulden; aan Leyske Hermans een rente van 5 gulden jaarlijks geraamd op 100 gulden; nog 1 gulden aan Cattleyn Ruelens geschat op 20 gulden; nog hierbij 11 roeyen in de Seelbeempden geschat op 125 gulden. Deze portie zal op de winninge de som trekken van 439 gulden 4 stuivers eens of daarvoor rente.

Aan Henrick Huveners is ten deel gevallen de winning geraamd als volgt: 'die heuijsing', stal en schuur boven lasten op 600 gulden; de hof daar achteraan gelegen, groot 4 vaten zaaiens, geraamd op 500 gulden; nog daarbij 'den Hercks Hoff' geraamd op 400 gulden; nog daarbij 'den Ceypert' geraamd op 500 gulden. Totaal 2000 gulden.

Op 8 november 1629 hebben mr. Jan Scherenbaert en Lodowyck Verlaers de eed van 'mombereyen' gedaan voor Christiaen, Aerdt en Margriet Huveners die nog onmondig zijn.

Deze deling werd hier gebracht om te registreren. Jan, Mattees en Henrick Huveners en de mombers mr. Jan Scherenbaert en Lodowyck Verlaers in de naam van de drie onmondige kinderen hebben afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling volgens recht. Bij problemen hierover met anderen, zullen ze samen de kosten dragen en defenderen. Daarvoor verbinden ze hun deel.

 

1629, 22 november. Blz. 66v

Peeter Elen draagt op aan zijn zoon Mattees Elen een beemd genaamd 'het Wouters Broeck' gelegen in Oversloo, grenzend Matteys van Ham O, Jan Cnaep W, de beek N, 'die Eechde' Z. Verkocht voor 1300 rinsgulden. Betaald. Leycoop 2 tonnen bier, godtspenninck 14,5 stuivers. Mattees Elen is ter gichte gekomen met instemming van de meier mits hij alle hofrechten en de evictiekosten van deze beemd betaalt.

 

1629, 14 december. Blz. 68

Jan Prels en Lambrecht Neven, schepenen, brengen aan dat Jan Christiaens als man en momber van Maria Jaupen heeft opgedragen 5 sillen broek 'opt Reuer Broeck' gelegen, grenzend Jan Weyens O, Sint-Anna-altaar van Schuelen, Jacop Merckdens . Het is enkel belast met grondcijns aan de heer. Opgedragen aan mr. Christiaen Servatii als kerkmeester van Beringhen als pand voor 7 gulden 10 stuivers jaarlijks met valdag in juli 'ipso Magdalenen'. Af te leggen met 150 rinsgulden lopend geld bij de kwijting en 'met volle pacht oft teyts gelanck'. De huisvrouw zal komen instemmen. Vanden Berghe is als afgevaardigde met recht ter gichte gekomen in de naam van Jan Christiaens en hij betaalde alle hofrechten zoals gichtgelt en pontgelt.

Marge: teniet vermits het sorteert in de Hoff Vanden Deyck.

 

1629, 13 december. Blz. 68v

Marcelis Robyns, met zijn zoon en met instemming van hem die afstand doet van zijn rechten als minderjarige, heeft opgedragen aan Adriaen, Willem en Maria Moestermans het huis met de plaats dat hij tegenwoordig heeft in Schuelen op de schans genaamd 'St Joris schanse' met al hun roerende goederen als pand voor 100 gulden. Marcelis is hen dit bedrag schuldig vanwege de afrekening van 5 jaren broekhuur. Marcelis zal jaarlijks op Ste Luciendag 5 gulden geven en voor het eerst in 1630. Ze staan te kwijten met 50 gulden per keer en daarmee zullen 2,5 gulden jaarlijks gekweten worden. Ze verbinden al hun roerende en onroerende goederen die ze nu hebben en zullen verkrijgen voor een goede gicht en jaarlijkse betaling. Oriaen, Willem en Maria Moestermans zijn met recht ter gichte gekomen en ze hebben de pontpenningen met de hofrechten betaald.

 

1630, 10 januari. Blz. 70v

Mr. Henrick Swysen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Jeroen Oeyen die hierna is geregistreerd, draagt op aan David Neven een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'den Fleuter' en nog een stuk bos daar tegenover gelegen dat belast is met 2 gulden jaarlijks aan de heer van Lummen. Verkocht voor 350 rinsgulden, godtspenninck 6 stuivers, lycoop naer landtcoop. Daniel Neven is met recht ter gichte gekomen.

De procuratie.

01.12.1629 verscheen voor de notaris Jeronimus Oeijens, borger van de stad Hasselt, die voor een som van 350 gulden Brabants die hij heeft ontvangen van mr. David Neven, ook borger van Hasselt, aan mr. David een stuk land van 6 vaten zaaiens groot heeft opgedragen gelegen onder Schuelen Opde Stappe genaamd 'den Fleuter'. Het grenst de weduwe van Dierick Palmarts 1), Quinten Huveners 2) en sheeren straet 3). Draagt nog op een bos daar tegenover gelegen, grenzend Quinten Huveners voorschreven 1), Jan Corthouts 2) en sheeren straet 3). Belast met 2 gulden Brabants jaarlijks aan graaf vander Marck heer van Lummen. godtspenninck 6 stuivers en leycop naer landtcoop. Om deze verkoop te laten realiseren waar de gicht moet gebeuren, vaardigt Jeronimus af en maakt machtig met deze akte mr. Henrick Swijsen en alle anderen om deze last op zich te nemen. Ze moeten alles doen wat nodig is en hij keurt goed wat ze zullen doen. Opgemaakt in het huis van de notaris gelegen onder de parochie van St. Servaes in Leuydick (Luik) in presentie van Gielis Thiernesse en Jan Mosens, zoon van de notaris met zijn vrouw Catharina als getuigen. Jeronimus ondertekende met zijn eigen naam en tevens Jo. Mosens notaris van het hof van Luik.

Op 23 januari 1631 heeft David Neven aan Jaspar Gielkens, grootvader van de kinderen van Jeronimus Oeyen verwekt in wettig huwelijk met Agnees Gielkens, de naderschap bekend van deze goederen. David kreeg het geld terug. Jesper Gielkens is in de naam van de voorschreven kinderen ter gichte gekomen. Jesper begeert dat indien enigen van de kinderen zouden sterven, dat alleen de erfdom zal aansterven aan de andere kinderen die dan in leven zijn, maar de tocht is voor de ouders.

 

1630, 22 januari. Blz. 71v

Lodowyck Stapparts, met instemming van zijn aanwezige huisvrouw Anna Bolgrij, draagt op aan Jan Winters 6 vaten land onder Schuelen gelegen, genaamd 'die Moskens Heyde', dat grenst aan Gielis Leuyten 1), Peeter Stessens 2), Jan Christiaens 3) en sheeren straet 4). Opgedragen als pand voor 6 gulden Brabants jaarlijks met valdag op Sint-Sebastiaandag en voor het eerst in 1631. Af te leggen met 100 rinsgulden eens in goed gevalueerd geld en met volle rente als alle verlopen afbetaald zijn. Lodowyck staat ervoor garant dat het goed boven die 6 gulden enkel nog is belast met 4 gulden jaarlijks aan Henrick Meynen. Hij staat garant voor een goede gicht. Jan Winters is met recht ter gichte gekomen. Verkoper Stapparts heeft de pontpenningen betaald en Winters de hofrechten 2 gulden 15 stuivers. godtspenninck 3 stuivers.

 

1630, 24 januari. Blz. 72v

Willem Bollen, als man en momber en voor zijn consoorten, releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van de ouders van hun huisvrouw: een stuk land in Schuelen gelegen; nog 'het Straetkens Bleuxken'; nog 'den Laeck Beempt'; nog 20 stuivers jaarlijks aan panden van Aerdt Jeuris in Schuelen. Willem is voor hem en voor zijn medegeringen met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 24 januari. Blz. 72v

Peeter Spunx releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn vader Wouter Spunx: 2 percelen op 'de Laechbeempden'. Het ene grenst de begijnen van Diest 1), de Gete 2), Ricalt Vossens 3). Het tweede grenst de proveniers van Lummen 1), Ricalt Vossens 2), de Gete 3). Releveert nog een perceel land genaamd 'het Hechelen'. Peter Spunx is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 21 februari. Blz. 77v

Aerdt Frerix van Gestel heeft opgedragen aan Jan Stopmans een half dachmael broek in Oversloo gelegen, dat grenst aan Bertholomees Tielens 1), Jesper Tielens 2), 'die Alde Beeck' 3) en Jannes Beckers 4); nog een stuk land van omtrent 1,5 vat zaaiens, grenzend sheeren straet 1), de erfgenamen van Peeter Vanden Hove 2), Abraham Schepers 3), voor 150 rinsgulden. Betaald. Het goed is enkel met grondcijns belast. Jan Stopmans is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 21 februari. Blz. 78v

Aerdt Convents, uit kracht van procuratie hierna geregistreerd, draagt op aan Jan Reynders een stuk broek genaamd 'het Dachmael', grenzend 'die Maelbeeck' 1), Bertholomees Meybosch 2), Jesper Smeets aan de twee andere zijden; nog een uuytfanck en de poort van het huis, grenzend sheeren straet 1) en verder zijn eigen erf. Verkocht voor 125 rinsgulden. Betaald. Jan Reynders is met recht ter gichte gekomen.

Procuratie.

In 1629 op 29 december verschenen voor de notaris persoonlijk zuster Catharina Reynders, zuster Elisabeth Vander Roost en zuster Catharina Goris, moeder, medemoeder en procuratersse respectievelijk van het Godshuis van St. Annendael binnen Diest, die ook de andere kloosterlingen vertegenwoordigen. Ze hebben geconstitueerd en machtig gemaakt mits deze akte Aerdt Convents en Adriaen Adriaens, samen en apart, om voor de meier en schepenen van Coorssel te verschijnen en andere laethoven waar dat nodig is om daar vanwege het testament van Anna Claes aan de religieuzen gemaakt de verkoop te gichten. Anna Claes was dochter van Matteeus en van Maria Cornelis. Dat testament was beschreven door notaris W. Quins op 8 oktober 1627. De verkoop omvat huis en hof met het land, de dries daaraan gelegen in Coorssel, grenzend sheeren straet, Matteys Claes, Jan Reynders en Gielis Cornelis; nog een beemdje genaamd 'd'Eeck', grenzend de Maelbeeck, Jan Hoecx en de Deyckstraet; nog een beemdje genaamd 't Dachmael', grenzend de voorschreven Molebeeck en Bertholomees Meybos volgens de deling ervan. Verkoop op de uitgaande lasten aan Jan Reynders voorschreven en zijn nakomelingen, die erin zullen gegicht en gegoed worden met erfelijke rechten. De gevolmachtigden moeten alles doen wat nodig is betreffende deze verkoop. Getuigen Carolus de Hooghe en Henricus Brems. Ondertekend door zuster Catharina Reynders als moeder en zuster Catharina Goris. Attestor M. Van Beuytenbach notaris.

 

1630, 07 maart. Blz. 79v

Scheiding en deling tussen Frans en Geertreuyt Polmans, zuster en broer.

Jan Polmans is ten deel gevallen het huis en de hof in Schuelen, grenzend Matteys Peeters O en N, des heeren straet 3); nog een vat land in een bos aan 'den Geuylicker Bosch' gelegen, dat grenst aan 'den Geuylicker Bos' 1), Aerdt Geuris 2), Godfroij van Blockhem 3). Dit deel is belast met het 'herberch coren' (namelijk 3 stuivers 1 halve); nog met 8 gulden jaarlijks aan Mattees Huveners; nog met 2 gulden aan Lenardt Vander Eycken jaarlijks; nog aan Raso Van Elsrack met 2 gulden jaarlijks en met grondcijns aan de heer, namelijk 'een ort steuyvers'.

Lodowyck Stapparts als man en momber van zijn huisvrouw Geertreuyt Polmans viel de schuur en de stal met de aanhang en de halve mesthof met de andere hof westwaarts met 3 vaeten van Jans 'veurle' oostwaarts. Dit erf grenst Peeter Stessens aan 2 zijden, des heeren straet 3). Nog in het voorschreven bos het ander deel. Deze deling is belast met 3 gulden jaarlijks aan Jan Van Ham in Genebos, aan de pastoor van Schuelen met 3 gulden jaarlijks, de brandtschettinge 5 stuivers een halve.

De partijen doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling met recht. Bij problemen, zullen ze mekaar helpen. Daarvoor verbinden ze hun deel.

 

1630, 07 maart. Blz. 80

Reynder Timmermans heeft volmacht en is afgevaardigde vanwege de prelaet heer Joannes de Haseler, prelaat van het Godshuis van Diligen, en het hele convent en waarvan de akte werd ondertekend door notaris Petrus t'Serstevens die in Brussel resideert en van wie de legaliteit werd bevestigd door de borgemeesters en de schepenen van de stad Brussel onder het cachet van deze stad. Hij draagt op aan Marcus Heckens en Willem Cox als man en momber van Geertreuyt Heckens met hun consoorten al hun recht, actie en pretentie die zij enigszins zouden kunnen hebben, in materie van cessie, relevement of andere manier aangaande de verkoop vanwege hun voorzaat de prelaat Martinus Heckius gedaan in het jaar 1614, uit kracht van het testament van de voorschreven heer prior Heckius aangaande goederen gelegen in Coorssel. De acceptanten moeten procederen tegen degenen die de goederen in gebruik hebben genomen zodat ze er afstand van doen en ze moeten er een rekening en bewijs van bijhouden. Ze moeten alles doen zoals de kloosterlingen zelf zouden doen indien ze aanwezig waren. Willem Cox man en momber voorschreven is ook in de naam van zijn medegeringen ter gichte gekomen.

 

1630, 21 maart. Blz. 81v

Aerdt Cremers als man en momber van de instemmende Anna Crusens - hetgeen schepen Kenens bevestigt - draagt op aan Jan Huveners zijn gedeelte van het 'Heuffken' op 'de Schrick' gelegen, grenzend Jan voorschreven 1), dess heeren straet 2), Peeter den Metser 3), voor 32 rinsgulden eens die Aerdt ontvangen heeft. Lycoop naer landtcoop, godspenninck 1 stuiver. Het goed is enkel belast met cijns aan de heer. Jan Huveners is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 21 maart. Blz. 82

Henrick Kenens als gevolmachtigde zoals hieronder staat, draagt op aan Jan Heskens 3 rinsgulden jaarlijks aan panden van Petrus Van Hamel van Molem voor de prijs zoals beschreven in de procuratie. Jan Heskens is met recht ter gichte gekomen.

De procuratie.

Op de laatste dag van februari 1630 bekende Wouter Coninx als man en momber van zijn aanwezige huisvrouw Elisabeth Valenteyns, die instemt, dat hij verkocht heeft aan Jan Heskens de rente van 3 gulden jaarlijks met een gevallen en lopende rente met valdag op St. Jorisdag, zoals Wouter jaarlijks heft aan panden van Peeter Van Hamel in Molem onder Lummen ter Loonse natuur gelegen. Wouter ontving 56 gulden Brabants. Om deze rente te laten gichten en goeden aan Jan en om de koopsom te kwijten en alles te doen wat nodig is, geeft Wouter speciaal bevel en maakt machtig en vaardigt af Henrick Kenens schepen van de Loonse justitie daar. Opgemaakt binnen Beringen ten woonhuize van Pauwels Borremans in presentie van Jan Paelmans, Constantinus Mombers, Jan Baten en Jan Jonckrans, getuigen. godtspenninck 2 stuivers, leycoop 3 gulden, schrijfgeld 7 stuivers. Was ondertekend Christiaenus Servatii commissaris Beringensis.

 

1630, 21 maart. Blz. 85

Jan Dullarts als man en momber van Maria Swinnen en met haar instemming, zoals de schepenen Swysen en Aerdts bevestigen, draagt op aan Jan Lemmens de voorzoon van zijn huisvrouw zijn tocht van 3 rinsgulden en 3 stuivers jaarlijks, die staan aan panden van Jan Schabben in Schuelen. Jan Lemmens is hiermee tot tocht en erf gekomen.

Nu tocht en erfelijkheid samen zijn, draagt Jan Lemmens deze rente op aan Mattees Van Schoonbeeck met 2 jaren verloop, waarvan de tweede valt op St. Joris eerstkomend. Verkocht voor 50 rinsgulden eens en 4 pattecons. Betaald. Lycoop 1 pattecom. Mattees is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 11 april. Blz. 85

Jan Huveners, voor zichzelf en voor zijn andere zusters en broers, Cornelis Cuepers man en momber van Maria Minten en de kinderen van Henrick Minten zaliger, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Mattees Minten in Herck: een stuk erf in Schuelen genaamd 'den Berbos'; nog een stuk erf genaamd 'den Kenen'; nog een stuk erf genaamd 'het Groot Block'. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 11 april. Blz. 85v

Henrick, Jan en Lenardt Swyns kwijten de panden van Lenardt Vander Eycken, namelijk 'den Beynen' onder Schuelen gelegen, van de 20 stuivers jaarlijks zoals ze daarop trokken. Ze kregen het kapitaal en de verlopen betaald en zijn voldaan.

 

1630, 11 april. Blz. 86

Deling tussen de kinderen van Geert Cannarts en Willemeyn Bex.

Na voorgaande kaveling is gevallen aan Maria Cannarts, de jongste, een weide in Zoerle gelegen onder Berbroeck. Ze is belast met 35 alde grooten en een pont was aan het convent van Herckenroeij.

Aan Cattlyn Cannarts viel het woonhuis 'inden Bloemmendael' gelegen met de halve mesthof en wermoeshoff, met ook de hele 'Langhen Hoff' met 'die Vuerle' noordwaarts. Het is belast met 2 gulden jaarlijks aan Peeter Meynen in Sonhoven; nog met 16 stuivers 3 ort aan St. Annenaltaar binnen Herck; nog 4 alde grooten aan de pastoor van Schuelen; nog 3 alde grooten aan het 'Onser Liever Vrauwen Broederschap' in Herck en 'die brandtschattinge' 24 stuivers, grondcijns 1 capuijn in de hof van Geuylick. Daar boven is het nog belast met 7 gulden jaarlijks aan het vijfde gedeelte.

Het derde deel is voor Anna Cannarts: de bloemenhof met 'het Smissenbeempdeken'. Belast met een stuiver en een halve capuijn grondcijns.

Voor Geert Cannarts is gevallen de schuur met de stallingen daaraan met de eiken en 'den kemphoff' daar achter gelegen, met ook de halve mesthof en de wermoeshof en 'die veurle' zuidwaarts.

Het vijfde deel is voor Maria Cannarts: een beemd genaamd 'het Boender' met ook 'het Spaeybroeck'. Ze zal nog trekken aan het tweede deel 7 gulden jaarlijks en nog 2 gulden jaarlijks aan de zesde deling.

Het zesde deel is voor Christijn Cannarts': een bloeck genaamd 'die Herck' met de bomen die erop staan. Dit deel is belast aan het 8ste deel met 8 gulden jaarlijks en met de grondcijns die erop staat en met nog 2 gulden aan de vijfde deling.

Het zevende deel is voor Peeter Cannarts: huis en hof genaamd 'die Hey', zoals dat gelegen is. Het is belast met 7 gulden jaarlijks aan het 8ste deel en met de grondcijns erop.

Het 8ste deel is voor Peeter Smolders man en momber van Treuije Cannarts: een bosje gelegen aan 'den Abeel' met nog een half boender broek genaamd 'het Herckenroey Broeck'. Het is belast aan het convent van Herckenrode met 1,5 schiltsgulden, grondcijns 5 orden. Dit deel zal aan het zesde deel 8 gulden jaarlijks trekken, aan het zevende deel 7 gulden jaarlijks. Hiervan staat elke gulden te kwijten met 18 gulden lopend geld. De valdag is op Sint-Andries.

Op 11 april hebben Jacop Van Haren man en momber van Cattleyn Cannarts, Peeter Smolders man en momber van Treuije Cannarts, Geert Cannarts voor hen en voor hun onmondige zuster Maria Cannarts, Lambrecht van Schoonbeeck momber van Anna Cannarts, Maria Cannarts de huisvrouw van Jan Cenens die last heeft van haar man via procuratie geschreven en ondertekend door mr. Oriaen Mannarts op 10 april 1630 binnen Diest; Jacop Van Haeren momber van de onmondige Christien Cannarts en Peeter Cannarts nadat ze geloot hebben afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling. Ze beloven om elkaar te helpen indien er problemen zouden komen vanwege een of ander deel en alle lasten te helpen dragen. Daarvoor verbindt ieder zijn portie.

 

1630, 25 april. Blz. 87v

Melchior Van Schoonbeeck draagt op aan Peeter Stessens een halve sille gemeyn broek, gelegen in 'den Hauuen Bampt', grenzend Lenardt Van Swarttenbroeck 1), 'die Laeck' 2), mr. Wouter Taelmans 3), 'den Beullens Bampt' 4), voor 28 rinsgulden eens en voor het kind van de verkoper een halve gulden, godtspenninck 1 stuiver, lycoop naer landtcoop. De verkoper staat ervoor garant dat dit broek onbelast is. Peeter Stessens is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 08 mei. Blz. 92

Contract tussen Martinus Vander Vecken alias Heckius prelaat van Dileghem en Matteys Hootsmans.

Op 28 november 1613 heeft Martinus Heckius, de heer prelaat van het godshuis van Diligem, verkocht aan Matteys Hootsmans wonend in 'Dessenderloo' en Valenteyn Claes en Geert Claes den Jonghen die beiden wonen binnen de parochie van Coorssel de landen, beemden en weide onder Coorssel gelegen, die zijn achtergelaten en verstorven van wijlen Jan Vandervecken en Elisabeth Cloosters, wettig echtpaar die vader en moeder waren van Martinus Vander Vecken alias Heckius die nu religieus is en geprofest in de abdij van Diligem voorschreven. Martinus is voor zijn professie nog in zijn vrije wil en aangezien dat hij van de voorschreven heer prelaat, die zijn oude heeroom is, onderhouden is geweest van voor zijn 8 jaar tot nu zonder enige last van zijn vader zaliger, heeft deze Martinus voor zijn professie al zijn goed vanwege zijn vader en moeder aan hem achtergelaten door testament voor advocaat en notaris met getuigen gelaten aan het godshuis van Diligem. Hij wenst hiermee gedeeltelijk het godshuis te compenseren vanwege de kost en de last die zijn heer gedaan had en ze nog zullen doen. De verkopers moet kopers zijn, die de naaste familie zijn van Martinus, hebben beloofd te betalen in twee keer: het eerst op St. Jan Baptistendag eerstkomend en de tweede keer op Bamis daarna 625 rinsgulden Brabants lopend geld, vrij van alle kosten en belastingen voor het godshuis. De prelaat vaardigt Peeter Laurentii, meier van de heer prelaat van Averbode in Coorssel, af om er de kopers in te goeden in naam van het convent voor alle rechters waar het nodig is.

Hier is uitgehouden het goed of het land met het huis gelegen in Coorssel 'aen die Linde' waar de weduwe met de kinderen tegenwoordig in woont. Hieraan zullen de kopers geen rechten hebben. Dit goed geven ze aan de halfbroeders en halfzusters van Martinus voorschreven in een puren aalmoes met het goed in Tessenderloo gelegen. De kinderen zullen tot Kerstmis toe alle huren optrekken als ze de lasten erop dragen.

Van de opgaande eikenbomen die op 'die Brenckel' staan, houdt het godshuis de bekwaamste voor de kerk en de andere zijn voor koper Peeter Laurentii uit oude vriendschap. Opgemaakt in de abdij van Diligem bij Brussel gelegen en getekend met het eigen zegel en hand. Was ondertekend 'dominius Martinus Heckius abt van Dileghem' en het was gezegeld met een zegel in rode was.

1630, 08 mei. Blz. 93v

Voor notaris en getuigen verscheen op 17 september 1613 Martinus Vander Vecken alias Heckius, wettige zoon van wijlen Jan Vander Vecken en van wie de moeder wijlen Elisabeth Vander Clooster was. Hij is tussen 20 en 21 jaar oud en 'gehabitueert' (gekleed) in het klooster van Diligem van de orde van de premonstratenzers. Hij verklaarde dat hij met de gratie Gods en permissie van de heer prelaet van het voorschreven klooster, zijn oude heeroom heer Martinus Heckius, voor zich definitief te verbinden terwijl hij nu nog vrij en ongebonden is en vrije beschikking heeft over zijn tijdelijke goederen die hem door zijn ouders zijn achter gelaten en hem met volle recht toebehoren, als volgt vrij heeft beslist. Zijn heeroom voorschreven heeft hem vanaf de leeftijd van 8 jaar bij hem genomen en hem daar tot nog toe onderhouden van kost en kleren en andere benodigdheden en hij heeft hem ook doen leren, zodat hij nu zover is gekomen dat hij de 'wereld' verlaat en hij wenst zich te begeven tot de geestelijke staat. Voor al zijn inspanningen heeft de heer prelaat van hem noch van zijn ouders enige tegemoetkoming of vergelding ontvangen. Daarom is het zijn uiterste wil en wil hij dat al de goederen, gronden van erven, cijnzen en renten die hem door zijn moeder zijn achtergelaten waar ook gelegen, zullen bij de eerste gelegenheid verkocht worden met het grootste profijt. Het geld dat ervan komt, zal aan zijn heeroom gegeven worden en daarbij alle huren en pachten en renten die nog ten achter zouden zijn op de dag van verkoop. De heeroom mag er zijn vrije wil mee doen. Om de verkoop te doen en het innen van achterstallige schulden, huren en renten, heeft hij Peeter Laurentii meier van de E.H. prelaet van Averbode in Coorssel en Matteys Hootsmans, pachter in Tessenderlo, apart afgevaardigd om deze last te aanvaarden. Betreffende de goederen, gronden, renten die hem vanwege zijn vader zijn aangekomen 'ende op hem bij desselliffs doot ende met scheijden van syns moeders bedde op hem comparant verstorven' en waar hij ook de vrije beschikking over heeft waar ze ook mogen gelegen zijn, laat hij aan zijn halfbroeders en - zusters, nakinderen van zijn vader, uit liefde voor hen. Ze mogen ze aanvaarden na zijn professie en mogen ze hoofdelijk onder mekaar verdelen. Voorwaarde is dat ze hem betreffende de moederlijke goederen geen achterstallen zullen vragen, noch iets van de verkoop ervan pretenderen zodat zijn heeroom er geen problemen mee krijgt. Doet iemand van hen dat toch, dan wordt hun deel in de vaderlijke goederen gegeven aan de H. Geest van de plaats waar de goederen sorteren. Opgemaakt in het woonhuis van heer en meester Jacop Snavels advocaat binnen Brussele 'in Verstraete' in presentie van heer Snavels en Peeter Van Compostelle als getuigen. Was ondertekend: fr. Martinus Vander Vecken alias Hecius, J. Snavels en Peeter Van Compostelle. Tevens ondertekend door 'mij Joos de Greve openbaer notaris'. Secretaris Peter Aerts getuigt dat deze kopie overeenkomt met de originele notariėle akte.

 

1630, 16 mei. Blz. 95v

Godfroij van Blockhem draagt op aan Peeter Stessens een bloexke in Schuelen bij Geert Cannarts. Het grenst 'die Voort' 1), des heeren straet 2), 'den Erpels Hoff' 3), Geertruijt Celberchs 4). Verkocht voor 40 rinsgulden eens boven 6 gulden jaarlijks aan Willem Bollen. godtspenninck 1 stuiver, lycoop naer landtcoop. Godfroy belooft dat hij de verlopen lasten tot datum van gichten zal vereffenen. Peeter Stessens is met recht ter gichte gekomen.

Pontpenningen 2 gulden.

 

1630, 16 mei. Blz. 96

Pontpenningen 17 gulden 19 stuivers 1 blanck.

Jan Convents als wettige momber van Theodoricus (Dirick) Geerts alias Corselius heeft ingestemd met de verkoop die Geerts voorschreven heeft gedaan, zoals hierna volgt.

Op 30 april 1630 verscheen bij de notaris Dirick Corselius die na het branden van de kaars aan de hoogste bieder zal verkopen 'die heythoeve' met 'het Sweers Bendeken' daarbij gelegen. Het grenst Christiaen Claes aan 2 zijden, Peeter Oriaens 3) en sheeren straet 4). Het goed is belast met 4 gulden jaarlijks aan de H. Geest van Coersel. Verder niet belast boven de grondcijns. Jan Jacobs bood 345 gulden Brabants eens, die hij belooft te betalen op datum van gichten. Hij mag dan ook de lasten afleggen in Luiks of Brabants geld. Mochten de lasten hoger zijn dan vernoemd, dan zal de verkoper bijpassen. De koper moet alle onkosten betalen zoals schrijfgeld een halve pattecon, roepgeld, gichtgeld en lyckoop 15 gulden. Indien Jacobs afgehoogd wordt, zal hij voor zijn kloek bod 4 pattacons hebben. De koper moet aan de verkoper voor een kermis 4 pattacons geven. Hogen zijn mogelijk aan 2 gulden Brabants per hoge eens. De hoger krijgt er 1 gulden van en de verkoper de andere. Regels voor niet-solvente koper. Godtsgelt 1 schellinck voor de kerk van Coersel. Mocht blijken dat de last van 4 gulden jaarlijks onkwijtbaar is, dan zal de verkoper die van zijn koper afnemen en bevestigen op zijn andere goederen tot tevredenheid van de H. Geest voorschreven. mits hij daarvoor van zijn koper het kapitaal ontvangt. Opgemaakt binnen Coorsel in presentie van getuigen Jan Convents, Hendrick Wellens en Wouter Moens. Attestor Christiaen Claes notaris.

In presentie van dezelfde getuigen zette Jan Jacobs 3 hogen.

15 mei werd de kaars wettelijk ontstoken in presentie van schepenen Kenens en Swijsen ten huize van Joannes Beckers binnen Coorsel en gebannen. Ze ging uit op Jan Jacobs.

Daarna, op dezelfde dag, heeft Theodoricus Corselius met instemming van en in het bijzijn van zijn broer sr. Lambrecht Cornelius scholtis van Beringhen (op belofte dat zij deze verkoop morgen door zijn wettige momber Jan Convents zullen doen ratificeren) de voorschreven percelen opgedragen aan Jan Jacobs volgens de bovenstaande condities. Jan Jacobs is in zijn percelen gegicht en gegoed met recht.

Theodoricus belooft dat hij het geld weer zal appliceren aan goede panden tot de som die hij daarvoor voor deze goederen in huur kreeg.

Op 11 juli heeft Theodoricus Geerts bekend dat hij het geld van de verkoop ontvangen heeft van Jan Jacobs en hij kwijt hem. Jan neemt de rente van 4 gulden jaarlijks op zich, ook het kwijten. Daarvoor heeft hij 4 pattacons ontvangen.

 

1630, 16 mei. Blz. 97v

Jan Convents als wettige momber van Theodoricus Geerts alias Corselius heeft ingestemd met de verkoop die Dirick heeft gedaan aan Hendrick Wellens. Theodoricus belooft het geld weer aan te leggen op goede panden tot de som die hij voor deze goederen in huur ontving. Pontpenningen 76 gulden 13 stuivers.

De conditie.

Voorwaarden waarop Theodoricus Geerts alias Corselius aan de meestbiedende met hogen en uitgang van de kaars twee percelen broek zal verkopen. Het ene heeft 'die Butsaerden', grenzend 1) Christiaen Claes, 2) 'ten Brijenbeempt', 3) de voorschreven verkoper. Het tweede heet 'den Bryenbeempt' dat grenst 1) Jennis Beckers, 2) 'die Butsaerden'. Nadat de palmslag zal gegeven zijn, zal de koop in de kerk van Coorsel geproclameerd worden van 14 dagen tot driemaal 14 dagen en zal de dag en de tijd van de kaarsbranding meegedeeld worden. Degene die de palmslag krijgt, zal zoveel hogen mogen zetten als hij wenst. Een hoge is 2 gulden Brabants: 1 voor de hoger en 1 voor de verkoper. Indien iemand hoogt en op hem de kaars uitgaat, maar niet kan voldoen, dan zal het goed opnieuw geproclameerd worden en de kaars weer ontstoken. De koper die in gebreke bleef, zal al deze extra kosten moeten betalen en intrest geven indien het goed nu minder opbrengt. Het zal gebeuren met dadelijk aanslaan van al zijn roerende en erfelijke goederen. Als het goed meer opbrengt, is dit enkel in het voordeel van de verkoper. Bij misverstanden bij het bieden, zullen de heren die bij het branden aanwezig zijn, de beslissing nemen. Degene die afgehoogd wordt, zal zijn hogen moeten halen bij de laatste hoger, die ze moet geven zonder iets aan de koopsom in mindering te brengen. Ook alle onkosten, roepgeld, hofrechten, pontpenningen en schrijfloon, lijcoop, godspenninck enz. zijn voor de koper.

Het erf is gegarandeerd op 6 gulden 10 stuivers Brabants jaarlijks aan Pauwels Inden Haghe en met sheeren grondcijns, de gewone schattingen die erop zullen gevonden en gezet worden. Op de gicht moet de koopsom met de hogen betaald worden en dan kunnen de goederen aanvaard worden.

Op 29 april 1630 heeft Hendrick Wellens op de 2 percelen 1500 gulden Brabants eens geboden en voor zijn palmslag kreeg hij 2 dobbel ducaten in stukken, lycoop naer lantcoop waaruit de verkoper 30 gulden Brabants zal krijgen, godtspenninck 15 stuivers voor de fabriek van Coorsel, schrijfgeld 6 schellingen. De inzetter verbeterde de koop met 25 hogen. Opgemaakt in Beringen in het huis van Geert Windelen, in diens presentie en die van Geert Engelen, Joannes Convents als momber van Theodoris.

Dadelijk daarna zette Geert Engelen er nog 10 hogen op met getuigen Jan Janssen en Jan Tonis. Hendrick Wellens deed er nog 3 hogen bij. Getuigen: Peeter Jans en Jan Convents. Was ondertekend Christianus Servatii commissaris van de stad Beringen. Nota: Hendrick Wellens in presentie van schepenen zegt dat hij de voorgenoemde 1500 gulden als hoofdsom belooft boven de lasten. Op 15 mei 1630 ondertekend door Hendrick Swijsen, Loons schepen.

Op 15 mei 1630 werd de kaars ontstoken in presentie van Jan Kenens en Swijsen ten huize van Joannes Beckers binnen Coersel en na 'bannissement' is de koop bij het uitgaan van de kaars gebleven aan Hendrick Wellens.

Theodorus Geerts alias Corselius heeft in presentie van zijn broer sr. Lambertus Corselius, scholtis van Beringhen (onder belofte dat ze de wettige voogd Jan Convents hiermee zullen laten instemmen), de voorschreven percelen opgedragen aan Hendrick Wellens volgens de boven geschreven condities. Hendrick werd erin gegicht en gegoed met recht.

Omdat Hendrick deze goederen koopt in vervanging van de goederen die van zijn zijde gekomen zijn, wil hij dat indien zijn kinderen sterven voor hem en zijn huisvrouw, dat dan deze percelen zullen gaan naar zijn naaste familie na zijn dood en na de dood van zijn huisvrouw. Zijn huidige huisvrouw zal er enkel haar tocht van hebben.

Op 11 juli 1630 bekende sr. Dirick Corselius dat hij volledig voldaan is van de voorschreven koopsom met uitzondering van 500 rinsgulden, waarvoor Henrick aan Dirick rente bekent in de volgende gicht.

 

1630, 11 juli. Blz. 99v

Henrick Wellens draagt op aan sr. Dirick Corselius de voorschreven gronden als pand voor 25 rinsgulden jaarlijks met valdag op Sint-Jan. Af te leggen met 500 rinsgulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente 'naer tijts gelanck'. Dirick Corselius is met recht ter gichte gekomen. Henrick staat garant voor een goede gicht.

Omdat Dirick nog een andere 'heijthoeff' onder Coerssel heeft verkocht met de last van 4 rinsgulden en 3 groot aan de Armen van Coerssel, is conditie dat indien Henricx panden daarmee mogen belast worden, dat Henrick die aan zijn koopsom zal mogen in mindering brengen.

 

1630, 06 juni. Blz. 104

Philips Vander Voert, als oom van de kinderen van Cornelis Cocx, releveert het versterf dat de kinderen verstorven is na de dood van hun ouders: een stuk land van 3 halster ongeveer gelegen in Schuelen onder Herle. Het grenst joncker Laurens van Arnem 1), Ambrosius Reijnders 2), Philips voorschreven 3). Philips voorschreven is in de naam van de kinderen met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 27 juni. Blz. 106

Laureijs Witters van Hechtel toont een akte die gepasseerd is voor schepenen van Hechtel tussen Vaes Celen alias Witters, die ondertekend is door Rutgerus Vaes substituut secretaris. Hij biedt aan om de pontpenningen en de hofrechten te betalen voor zover de goederen hier sorteren. Hij verzoekt de gicht. Laurens werd erin gegicht met recht en de akte kan geregistreerd worden. Laurens belooft dat hij zijn partij zal hier brengen in persoon of een machtiging om in te stemmen.

De akte.

Op 3 maart 1626 heeft Vreijs Witters afstand gedaan van zijn tocht, om ze vervolgens weer in te stellen aan zijn voorzoon Servaes Witters alais Vaesen, van de goederen zoals de voorgenoemde Vaes zijn aangestorven na de dood van Anna Witters en die hem ook nog mochten toevallen van de goederen in Hechtel of onder Lummen of waar ze ook zouden gelegen zijn.

Opheldinghe.

Vaes Celen alias Witters, na afstand van tocht door zijn vader Vreijs hiervoor gedaan, releveert en houdt op de goederen zoals voor en die hem nog te vervallen staan.

Gicht.

Nu tocht en eigendom samen zijn, heeft Vaes de erfgoederen die hem aangestorven zijn zoals boven gezegd en die nog versterven mochten na de dood van Vreijs Witters, overgegicht en gegoed aan Vreys Witters voorgenoemd voor 350 gulden, los en vrij geld. 125 gulden te betalen op de gichte en de resterende som te betalen op de verjaardag. Indien deze goederen binnen het jaar 'beschudt' worden, zal Vreys intrest hebben van de 100 gulden die nu betaald zijn. De huisvrouw van de verkoper ontving voor een kermis 4 gulden. godtspenninck 12 stuivers. In deze koopsom zijn dus alle goederen begrepen, waar ze ook liggen. Vreys is ter gichte gekomen en hij werd weer in zijn tocht gesteld zoals dat voordien het geval was.

Op 28 november 1626 bekent Vaes Celen dat hij van zijn vader 75 gulden heeft ontvangen. Er moet nog slechts 100 gulden betaald worden.

Op 28 april 1627 brengen Henrick Kelchtermans en Peter Meynen, schepenen, aan voor de medeschepenen hier dat voor hen Vaes Celen heeft bekend dat hij volledig werd betaald van hetgeen hem mocht toekomen van de goederen van zijn vader Vreijs Witters. Hij heeft na zijn vaders dood niets meer te zoeken volgens hun gemaakt contract. Was ondertekend Rutgerus Vaes substituut secretaris. Daar onder staat nu de handtekening van de Lummense secretaris Peter Aerts.

 

1630, 04 juli. Blz. 109

Voor meier en schepenen van Lummen buiten ten Loons recht binnen de stad Beringhen, met instemming van de meier daar, heeft Reijnder Eldermans verklaard dat hij afstand doet en opdraagt met deze akte zijn tocht van een stuk broek gelegen boven Oversel, genaamd 'het Keijffven', grenzend Jan Huveners O, Peeter Vanden Eerdenwech W, de heren van Everbode 3), aan zijn schoonzoon Matteys Bosmans.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Matteys Bosmans de verkoopscondities goedgekeurd die zijn schoonvader Reijnder Eldermans op 1 juli heeft doen maken, zoals hierna geregistreerd is en ondertekend door Matthys van Ham. Hij stemt tevens in met het branden van de kaars ten huize van Mertten Kenens in Coorssel onder Veurten die gisteren is gebeurd. Het goed bleef na het uitgaan de van kaars aan Thomas Mentens en daarom draagt hij het broek op aan Thomas zoals in de voorwaarden beschreven staat. Thomas Mentens is ter gichte gekomen met recht. Mocht Thomas op de verjaardag deze koop niet voldoen, daarvoor verbindt hij zijn persoon en goederen, roerend en onroerend tot behoef van Reijnder Aldermans voorschreven. Bosmans stemt hiermee in.

De verkoopcondities.

Op 1 juli 1630 maakte Thomas Meintens een akkoord met Reijnder Eldermans. Ze kwamen overeen van een erfkoop van een perceel erven dat Reijnder toekomt op 'het Keyffven', met hogen en kaarsbranding. Thomas Mentens heeft gekocht van Reynder Eldermans op het voorschreven erf 2 roeden 'moers' (waarschijnlijk enkel het gewas 'muur' erop verkocht), waarvoor dat Reijnder 3 gulden zal hebben. Thomas zet op dit erf 270 gulden en daar boven nog 25 hogen van 2 gulden per hoge. De helft daarvan is tot profijt van de verkoper en de andere helft voor de hoger. 'Spelgelt' voor de kinderen van de verkoper 6 gulden. Daar boven zette Thomas op de dag van de kaarsbranding nog 8 hogen. Reinder Eldermans geeft aan Thomas Mentens voor zijn 'vromicheyt' een dobbele ducaet of de waarde ervan. Deze ducaet zal komen van de laatste hoger. Reynder zal het gras op dit goed hebben en het hooien als het hem gelieft. Voor het ontsteken van de kaars mag niemand anders hogen dan 'de meinder' van de palmslag en zoveel als hij wenst. De kaars wordt opnieuw ontstoken als degene op wie de kaars uitgaat niet kan betalen en wat het dan minder opbrengt, wordt gehaald bij degene die in gebreke bleef. Indien de koper niet tijdig voldoet, zal hij intrest moeten geven aan 5% en voldoende pand stellen en gicht doen. Reynder wenst los en vrij geld en hij verkoopt het ook los en vrij boven schattingen en grondcijns aan de heer. Lycoop naer landtcoop, Godtsgeld voor de kerk van Coorssel 2 gulden. Getuigen: Mattheijs Claes, Valenteyn Vanden hove, Jan Vande Kerckhoff en Henrick Kenens.

Mattheys van Ham zette nog 2 hogen en vervolgens Thomas Mentens nog 1 en daarvoor bleef het aan Thomas Mentens bij het uitgaan van de kaars. Ita est Matheis Van Ham. Nog ondertekend door Peter Aerts, secretaris.

 

1630, 05 september. Blz. 113v

Geleydt van de rentmeester op panden van Mertten Kenens en Mertten Aechten onder Coerssel.

Nadat de rentmeester geprocedeerd had op panden van Mertten Kenens en Mertten Aechten onder Coorssel gelegen omdat de grondcijns niet betaald werd, was er zover geprocedeerd dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachten wezen en de partijen te bedagen tot het gheleydt. Op de voorziene dag, 5 september, verzocht de rentmeester verder recht volgens de conde die dienaar Peeter Merttens relateerde gedaan te hebben aan Peeter Claes, Mertten Kenens, Martten Aechten en Magriet Lompen. Er verscheen niemand die er iets tegen zei. Daarop werd aan de rentmeester ris en rijs geleverd in een teken van bezit en hij werd erin geicht en gegoed met recht. (Hier is hetzelfde strookje papier verdwenen, maar vermoedelijk was het leeg.)

 

1630, 05 september. Blz. 114

Aerdt Soers releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: 8 roeijen broek in 'de Seel Beempden' gelegen, grenzend Jan Huveners erfgenamen 1), de kerk van Schuelen 2), 'den Marcelis Beempt' 3) en Mattees Schabben 4). Aerdt is ter gichte gekomen.

 

1630, 05 september. Blz. 114

Lenaerdt Jespers releveert in de naam van Jeronimus Vinckades het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een mudde rogge die staat op panden van joncker Jan van Gelmen in Schuelen. Lenaerdt is in de naam voorschreven met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 05 september. Blz. 114v

Schelen Hoff. Wilbort Hermans momber van zijn huisvrouw Agnees Van Hove en voor Henrick van Hove releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk erf aan de molen in Herck gelegen, grenzend 'den Velen Hoff' 1), de straat 2), 'den molen bogaert' 3) en Matthees Stapparts 4). Wilbordt Hermans is voor hem en voor zijn megeringen ter gichte gekomen.

 

1630, 05 september. Blz. 114v

Wilbort Hermans voorschreven releveert in dezelfde naam na de dood van hun ouders een stuk erf genaamd 'die Tingenen', grenzend de Herck aan 2 zijden, de erfgenamen van Dierick Palmaerts 3), Jacob Scats 4). Wilbort Hermans is voor hem en voor zijn medegeringen met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 19 september. Blz. 115

Heuijbrecht Kenens draagt op aan Elisabeth Convents dochter van Aerdt huis en hof in Coorssel gelegen, grenzend Jan Beckers O, Bernardt Seyssens Z, des heeren straet 3), Christiaen Claes 4), als pand en onderpand van 5 gulden jaarlijks met valdag op Sinte Matteeuwis dag en voor het eerst in 1631. Af te leggen met 100 rinsgulden eens in geld zoals in de tijd van de kwijting gangbaar zal zijn en met rente volgens de tijd. Aerdt Convents is in de naam van zijn dochter ter gichte gekomen met recht. Heuybrecht heeft pontgelt betaald en Aerdt het gichtgelt met de 'leusinghen'.

 

1630, 19 september. Blz. 115

Jan Daems kwijt de panden van Heuijbrecht Kenens, namelijk huis en hof in de voorgaande gichte gespecificeerd, van 10 rinsgulden jaarlijks zoals Jan op Heuijbrechts panden trok. Hij kreeg het kapitaal en de verlopen renten betaald. Heuybrecht Kenens is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 03 oktober. Blz. 115v

Willem Bollen met zijn aanwezige en instemmende huisvrouw Anna Blaesen draagt op het hierna gespecificeerde erf tot behoef van Librecht Lenaerdts voor alle condities hierna beschreven. Willem heeft het geld ontvangen. Librecht Lenardts is met recht ter gichte gekomen en Willem staat garant voor een goede gicht.

De conditiėn.

Willem Bollen man en momber van Anna Blasen zal met proclamatie aan de hoogste bieder verkopen met uitgang van de brandende kaars voor de schepenen van Lummen ten Loons recht met instemming van zijn huisvrouw, na de publicatie door Jan Vander Biessemen gezworen bode van 15 dagen tot 15 dagen op de 'gewoonlijcke plaetsen' te doen. Hij verkoopt de helft van ongeveer 7 vaet zaaiens, gelegen in Schuelen, grenzend Lieben Leonardts 1), joncker Arhem 2), Peeter Cannarts 3) en de straat 4) en 5). De wederhelft ervan is voor de tocht van Maria Blasen en haar kinderen door mr. Jan Stellingewerff zaliger verwekt voor de erfelijkheid. Het goed is onverdeeld. De koper zal met zijn helft volgens de kaveling moeten tevreden zijn, zoals het door de gezworen landmeter zal verdeeld worden. Deze meting staat tot last van de koper. Het goed is enkel belast met grondcijns aan de heer, die niet in mindering wordt gebracht. De gewone en 'extraordinaris schattinghen' waarmee het belast is of zal belast worden, komen ook niet in mindering. Het goed kan op dezelfde dag aanvaard worden als het aan de verkoper toegewezen wordt. De gichte zal gebeuren als de koopsom en de onkosten in gevalueerd geld betaald worden tot last van de koper binnen Hasselt. Na de palmslag zal iedereen mogen hogen met twee gulden Brabants per hoge. Deze hogen worden verdeeld tussen verkoper en hoger. De laatste hoger zal voor de palmslag 1 roosennobel of de waarde eens geven aan de zetter en aan de huisvrouw van de verkoper 4 reycxdaelders eens voor een kermis. Alle kosten betreffende deze koop zijn voor de koper. Indien iemand hoogt zonder dat hij deze conditie kan voldoen, zal hij boven alle onkosten 10 roosennobels boete krijgen: aan de heer of de officier, aan de Armen van Lummen en aan de klagende partij. De koop zal opnieuw begeven worden op kosten van de persoon die in gebreke bleef. Als het dan minder opbrengt moet deze persoon het verschil bijpassen. Daar zullen zijn roerende en onroerende voor garant staan. Schrijfgeld 1 ducaet.

Liebrecht Leonardts van Schuelen bood voor deze helft van het land 400 gulden Brabants eens boven de voorschreven onkosten. Hij kreeg de palmslag op 27.08 1630 binnen Hasselt ten huize van de voorschreven verkoper in presentie van Jan Vander Biessemen en Jan Everardts als getuigen. godtspenninck 1 blaumeuser.

Hij hoogde aanstonds met 60 hogen van 2 gulden zoals voorschreven. Ondertekend door D. Caproens, notaris.

Op 3 oktober is de kaars in presentie van de schepenen en de partijen ontstoken en gebannen. De secretaris en schrijver P. Aerdts hoogde nog 1 hoge, Liben Lenardts nog 1 en het bleef hem daarvoor.

Op 17 oktober 1630 verklaarde Liebrecht Leonardts dat hij sedert de laatste genachten heeft gekaveld tegen Maria Blasen, die de wederhelft heeft van het voorschreven erf door hem hier met gichte verkregen en dat hem is gevallen in deze kaveling het stuk erf dat aan twee zijden aan de straat is gelegen, Peeter Cannarts 3).

 

1630, 03 oktober. Blz. 118

Dierick Corsselius kwijt de panden van Henrick Wellens van 10 gulden jaarlijks in mindering van een rente van 25 rinsgulden jaarlijks die Corsselius op panden van Henrick Wellens trok. Er blijft van deze rente dus jaarlijks nog 15 gulden over. Jan Huveners verklaart dat de panden waarop deze 15 rinsgulden geaffecteerd staan, hem veronderpand zijn voor 5 rinsgulden jaarlijks waarvan het kapitaal 100 gulden is. Daarom stelt Corsselius voorschreven aan Henrick Wellens als garantie voor alle hinder vanwege de 5 rinsgulden jaarlijks de resterende 15 rinsgulden jaarlijks om in dat geval Henrick zijn verhaal daarop te nemen.

 

1630, 17 oktober. Blz. 119

Wouter Bleuckmans draagt op aan Valentyn Vanden Hoeffve een stuk land in Castel gelegen, genaamd 'die Lanckstucken', groot 5 halster zaaiens, dat grenst aan heer Henrick Veugelers 1), Henrick Valentijns erfgenamen 2), Henrick Kenens 3) en t'sheeren straet 4), als pand voor 10 rinsgulden jaarlijks met valdag op Allerheiligendag en voor het eerst in 1631. Af te leggen met 200 rinsgulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. De partijen hebben het pontgelt en de hofrechten half en half betaald. Valentijn Vanden Hoeffve is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 17 oktober. Blz. 119

Bartholomees Gielkens draagt op aan zijn zoon Pauls Gielkens zijn tocht van een beemd in Haexelaer gelegen, palend Peeter Hoeffmans 1), Jan Beckers 2), des heeren straet 3) en de Winterbeeck 4). Pouls Gielkens is met recht ter gichte gekomen.

Nu tocht en erfdom samen zijn, draagt Pouls Gielkens de voorschreven beemd op aan Jan Truijens als pand voor 2 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks met valdag op Allerheiligendag. Af te leggen met 50 rinsgulden lopend geld en met rente volgens de tijd. Jan Truijens is met recht ter gichte gekomen. Pouls betaalt alle onkosten en pontpenningen.

Vervolgens draagt Pouls Gielkens het voorschreven goed weer op aan zijn vader, stellend hem weer in zijn tocht zoals daarvoor. Bertholomees is ter gichte gekomen.

 

1630, 29 oktober. Blz. 121

Jan en Mattees Aerdts, voor hen en voor hun medegeringen, releveren de goederen die hen door het testament van wijlen Catharina Cornelis, hun moederlijke 'over moije' zijn gelegateerd, volgens het testament dat geregistreerd werd op het 'testamentoriael prothocol'. Het betreft een stuk erf in Meldelaer gelegen, genaamd 'het Wermoeshoffken', 'die Blanckelaren Beempden' en al wat nog in het testament is vernoemd en aan hen gelaten. Jan en Mattees zijn voor henzelf en voor hun consoorten ter gichte gekomen 'onbelet eens ijeders goet recht'.

 

1630, 31 oktober. Blz. 121

Cornelis Cornelis releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn zuster Catharina Cornelis: een stuk broek genaamd 'het Streijbroeck' met nog een bos samen in 'den Schorffaert' gelegen; nog 'het Wermoeshoffken'; nog 'den Blanckelaren Beempt'. Cornelis Cornelis is met recht ter gichte gekomen.

 

1630, 31 oktober. Blz. 121

Adriaen Corstens draagt op aan Michiel Cruesens voor een rente van 3 gulden jaarlijks een stuk land genaamd 'die Nieuwestraete' in Genebos gelegen, grenzend sheeren straet O, Martten Lemmens 2) en 3), voor 56 gulden Brabants courant geld. Valdag is 15 februari en voor het eerst in 1631 omdat de opdrager het geld toen al heeft ontvangen. godtspenninck 0,5 stuiver. Deze 3 gulden jaarlijks zullen mogen afgelegd worden met dezelfde som in gangbaar geld en volgens de koers die dan geldt. Adriaen staat garant voor een goede gicht. Michiel Cruesens is in de rente van 3 gulden jaarlijks gegicht volgens de stijl van de bank. Adriaen heeft de pontpenningen betaald.

1630, 14 november. Blz. 122

Het kapittel van St.-Sulpisius van Diest had geprocedeerd op panden van de minderjarigen van wijlen Joris Vanden Hove gelegen in Coorssel omdat een rente niet werd betaald, ondanks de belofte. Jan Van Utrecht momber van de kinderen voorschreven bleef in fout en voldeed de belofte niet, daarop verzocht het kapittel verder recht. Lenaerdt Jans had Jan Van Uytrecht als momber gedaagd, relateerde hij. Maar Jan zei er niets tegen. Daarop werd aan het kapittel ris en rijs geleverd in een teken van possessie (bezit) en erin gegicht en gegoed met recht.

 

1630, 29 oktober. Blz. 122

Letter A.

Elisabeth Caveseyns /Caueseyns had geprocedeerd op panden van Jan Meynen, namelijk op 'den Berbos' onder Schuelen gelegen, omdat een rente van 12 gulden jaarlijks niet werd betaald. Er was zover geprocedeerd, dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachten wezen en de partijen te bedagen tot het geleijt, namelijk op 29 oktober. Elisabeth Caveseyns verzocht verder recht, volgens de konde die dienaar Lenardt Jans had gedaan aan Jan Meynen. Er verscheen niemand die er iets tegen zei. Daarop werd aan Elisabeth ris en rijs geleverd in een teken van bezit en ze werd in de panden gegicht en gegoed met recht.

 

1630, 14 november. Blz. 123

Geerardt Cromperts, voor hem en voor zijn medegeringen, releveert het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een beemd in Oversloo gelegen, genaamd 'den Overslach'. Geerardt is ter gichte gekomen.

 

1630, 14 november. Blz. 123v

Henrick Reynders kwijt de panden van Jan Bosmans van 4 gulden 7 stuivers jaarlijks zoals hij daarop trok. Het gaat om een halster land 'opt Luelen' onder Coorssel gelegen. Henrick is voldaan van kapitaal en verloop. Jan Bosmans is met recht ter gichte gekomen. De eerste gicht hiervan dateert van 1614 omtrent 'Simonis et Jude' als Jan Bosmans aan Jan Reynders 4 gulden 7 stuivers gicht.

 

1630, 12 december. Blz. 123v

Servaes, Ambrosius, Herman Vander Eijcken, Jan Coenens als momber van zijn huisvrouw Johanna Vander Eijcken, Henrick Pouls momber van zijn huisvrouw Catharina Vander Eycken, Matthees Vanden Buckenberch als momber van zijn huisvrouw Maria Vander Eijcken en Aerdt Vander Eycken de zoon van Aerdt Vander Eijcken, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een huis in Schuelen gelegen 'opden Pleijn', grenzend de straat aan 2 zijden, mr. Jan Fabricius 3) en de erfgenamen van mr. Jan Neven 4); nog huis en hof genaamd 'den Bijnen', grenzend de 'stege' 1), mr. Jan Taelmans 2), Henrick Van Linden 3) en Geert Wagemans 4); nog 'het Custers Velt', grenzend sheeren straet aan 2 zijden, mr. Jan Van Gelmen erfgenamen 3) en de erfgenamen van mr. Jan Neven 4); nog een stuk erf genaamd 'die Tiechelrye' dat grenst aan Peeter Stessens 1), de erfgenamen Fonteniers 2), Pieter Tielens 3), Jan Gijsens 4); nog 'het Cornelis Velt' dat grenst aan sheeren straet 1), Dierick Palmaers 2), mr. Jan Neven erfgenamen 3), 'den Fluijter' 4); nog een stuk 'int Cornelis Veelt' dat grenst aan 'die Heerbaen' 1), Dierick Palmaerts 2) en 3), Jan IJven 4); nog een stuk op hetzelfde 'Cornelis Velt' dat grenst aan Geert Swinnen 1), Jan Iven 2), Dirick Palmaerts 3) 'den Fluijter' 4); in 'den Hoff Vandersmissen ' nog een beemd genaamd 'den Bynens Beempt', die grenst aan mr. Geert Mommen 1), Lenaerdt en Daniel Jans 2), Jan Smans 3), 'den Crieckels Laeck' 4); nog een half boender genaamd 'die Dunxkens' dat grenst aan Peeter Stessens 1), Oriaen Minbiers erfgenamen 2), 'den Ossen Beempt' 3) en het klooster van Everbuer 4); nog een half bunder in Rue gelegen, dat grenst aan Jan Cristiaens 1), de erfgenamen van Jan Gatis 2), de zusters van Hasselt 3) en Jacop Wagemans 4); nog op panden van Cattleyn Vernijen 6 gulden jaarlijks; nog aan Henrick Swijns 4 gulden jaarlijks; aan Jan Pontmans 2 gulden; aan Pouls Van Schoonbeeck 3 gulden 5 stuivers; aan Peeter Frericx 9 gulden, aan Melchior Van Schoonbeeck 9 gulden; aan Lambrecht Claes 11 gulden 10 stuivers; aan Peeter Vander Linden 3 gulden, Aan Geert Cremers 7 gulden en verder al hetgeen hier sorteert. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 23 januari. Blz. 126

Dierick Corselius kwijt de panden van Henrick Wellens van 5 gulden jaarlijks in vermindering van 15 gulden jaarlijks die Corselius trekt op panden van Henrick. Dierick moest die nog betalen als rest van een grotere rente van 25 gulden jaarlijks waarvan op 3 oktober laatstleden 10 gulden jaarlijks waren afgelegd. Van deze rente van 25 gulden jaarlijks, gecreėerd op 11 juli laatstleden, blijven nu nog 10 gulden jaarlijks te betalen. Dierick ontving het kapitaal en het verloop van de 5 gulden jaarlijks voorschreven.

 

1631, 06 februari. Blz. 130v

Anna Hultermans, met toestemming van mr. Christiaen Servatii als momber van haar kinderen verwekt in wettig huwelijk met Bernardt Pelsers zoals uit zijn handschrift blijkt, draagt op aan Valenteijn Claes haar deel in een bloeck gelegen in Stal onder Coorsel: het vijfde deel dat haar is gemaakt door haar man Bernardt Pelsers in zijn testament dat in Beringhen is geproefd. Verkocht voor 165 rinsgulden. Betaald. Valenteyn Claes is met recht ter gichte gekomen.

Het handschrift.

De ondergetekende, als momber van de kinderen van wijlen Bernardt Pelsers, stemt ermee in dat Valenteijn Claes ter gichte komt van het deel in een bloeck in Stal dat Anna Hultermans weduwe van de voorschreven Bernardt is gemaakt door het testament van haar man op 17 februari 1627 tot schuldbehoef. Dat testament is 'geapprobeert' voor het gerecht van Beringhen op 26 maart 1627. Het geld werd gebruikt voor het betalen van schulden. Gedateerd op 4 februari 1631 en was ondertekend Christianus Servatii commissaris Beringhensis.

 

1631, 06 februari. Blz. 131

Jacop Smeets, als afgevaardigde van zijn broer Willem Smeets zoals blijkt uit de onderstaande constitutie, kwijt de panden van heer Jan Vander Eijcken van de 20 stuivers jaarlijks zoals Willem erop trok. Jacop ontving het kapitaal en het verloop in de naam van zijn broer. Heer Jan is met recht ter gichte gekomen.

De constitutie.

Op 1 februari 1631 verschenen voor de notaris de E.H. en meester Jan Vander Eijcken, pastoor in Kermpt, die overeen kwam met Willem Smeets, soldaat dienend onder de heeren Staten van Hollandt betreffende een jaarlijkse rente van 20 stuivers Brabants. Deze rente heeft heer Jan gekweten aan Willem door het betalen van 18 gulden Brabants. Hierin is het verloop inbegrepen van de twee laatste jaren. Willem vaardigt zijn broer Jacop Smeets af om voor recht in zijn naam afstand te doen en heer Jan in alles te voldoen naar stiel. Opgemaakt in het huis van Lenardt Van Swertenbroeck in presentie van Jan Corthoudt, Mattheus Stapparts als getuigen. Ondertekend Arnoldus Scherpenberg 'presbiter vicarius' in Schulen.

 

1631, 06 februari. Blz. 131v

Jan Meijnen had geprocedeerd op panden van Geert Meynen, namelijk op huis en hof in Schuelen gelegen en volgens de procedure die in Herck is gebeurd en hier aangebracht zoals uit de rollen blijkt. De schepenen hebben gewezen om Geert Meynen te bedagen tot het gheleijt. Geert werd tegen vandaag bedaagd door bode Lenardt Jans, die dit relateerde. De aanlegger verzocht verder recht, maar Geert Meynen verscheen niet of deed er niets tegen. Daarop werd aan Jan ris en rijs geleverd in een teken van bezit en hij werd erin gegicht en gegoed met recht.

 

1631, 20 februari. Blz. 132v

De kinderen van Jacop Reynders releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: de helft van een stuk land omtrent 'die Coorsselsche Poort' in Beringhen gelegen. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

Marge: vacat vermits het sorteert in 'Pastoirs Hoff'.

 

1631, 20 februari. Blz. 133

Jan Bremers draagt op aan Peeter Stessens zijn deel dat hem na de dood van zijn ouders en van zijn broer Aert Bremers toekomt in een hof in Schuelen in 'de Neerstraet' gelegen, dat grenst aan Jan Van Loven 1) en 2), Geert Cocx 3) en des heeren straet 4); nog het derdedeel in een sille broek gelegen aan 'de Cromme Eijck', grenzend 'die Crieckels Laeck' en Philips Robyns. Verkocht voor 120 rinsgulden eens boven 5 gulden jaarlijks aan de erfgenamen van Jan Swinnen, aan Mattees Van Schoonbeeck 3 gulden, 1,5 stuivers 'brandtschettinghe' en cijns aan de heer. Jan belooft dat hij zijn deel van de lasten tot de gicht zal betalen ('schoon maecken'). Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 3 stuivers. Peeter Stessens is ter gichte gekomen met recht.

Op 17 juli heeft Peeter Stessens aan Philips Robijns de naderschap van deze koop bekend. Hij kreeg zijn uitgegeven geld terug.

1631, 20 februari. Blz. 133v

Peeter Bremers draagt op aan Peeter Stessens zijn aandeel dat hem zoals voor toekomt in de aangestorven goederen na de dood van zijn broer Aerdt Bremers; boven de lasten hiervoor vernoemd in de gichte. Verkocht voor 30 rinsgulden eens, lycoop naer landtcoop; godtspenninck 3 stuivers. Peeter Stessens is met recht ter gichte gekomen.

Op 17 juli heeft Peeter Stessens aan Philips Robijns de naderschap van deze koop bekend. Hij kreeg zijn uitgegeven geld terug.

 

1631, 20 februari. Blz. 134

Melchior Van Schoonbeeck draagt op aan Gielis Leuyten de helft van een beemd 'op de Laecke' gelegen, waarvan Pauwels van Schoonbeecq de andere helft heeft en die 'jaerlycx tegen den anderen reydende' (Letterlijk 'heen en weer gaan'; dus wisselend om het jaar van gebruiker; ik vind de beschrijving nergens zoals het bij ons geregeld werd gebruikt.). Het grenst 'het goet van Vlaenderen', joncker Jan van Gelmen en 'die Laecke'. Verkocht voor 96 gulden eens boven de lasten. Die zijn 3 gulden 14,5 stuivers aan Mattees Van Schoonbeeck, aan Gielis Pauwels 6 gulden en cijns aan de heer, lycoop naer landtcoop, godtspenninck 1 stuiver, aan de huisvrouw van de verkoper 1 reijcxdaelder. Gielis Leuyten is ter gichte gekomen met recht. Melchior staat garant voor een goede gichte.

Op 5 februari 1632 heeft Gielis Leuyten bekend dat Mattees van Schoonbeeck in de naam van zijn voorkind verwekt in wettelijk huwelijk bij Catharina Van Dormael de naderschap van dit goed bekend. Gielis kreeg zijn uitgegeven geld terug.

 

1631, 20 februari. Blz. 134v

Aerdt Hermans borger van de stad Hasselt heeft, omwille van de procuratie aan hem gegeven door de E.H. Peeter Vlajen, deken van de collegiale kerk van St.-Jan binnen Diest, op 18 februari 1631 ondertekend Caproens en hier geregistreerd, de panden van Jan Steenarts gekweten van 10 stuivers jaarlijks. Dit pand heet 'den Balemans Blueck'. Heer Vlaien trok die erop in naam van het kapittel voorschreven. Het betreft de helft van 20 stuivers Brabants jaarlijks, waarvan de wederhelft gehypothekeerd stond ook op 'de Balemans Bleuck': het part van de erfgenamen van Jan Vaes en de erfgenamen van Peeter Clockluijers. De 10 stuivers jaarlijks in kwestie staan op het part van de voorschreven erfgenamen gehypothekeerd. Aerdt Hermans heeft als gevolmachtigde de rente opgedragen aan Jan Steenarts voorschreven en hij bekent het kapitaal ontvangen te hebben. Jan Steenarts is in de 10 stuivers jaarlijks gegicht en gegoed. Dus Steenarts heeft de helft afgelegd en de andere helft gekocht van het kapittel.

De constitutie.

Op 18 februari 1631 verscheen bij de notaris de E.H. en meester Peeter Vlajen deken van het kapittel van St.-Jan binnen Diest. Hij constitueerde en gaf volle macht aan Aerdt Hermans, borger van de stad Hasselt, en ieder die deze last wil aanvaarden, om in de naam van het kapittel van St.-Jan in hun naam te verschijnen voor de heren schepenen ten Loons recht om daar het kapittel te ontgichten van 1 gulden Brabants jaarlijkse rente zoals het kapittel trekt op de panden van Jan Stenarts, ook borger van de stad Hasselt, die het pand heeft verkregen voor de helft van Herman Hoelsteens en van Maria Cuypers, weduwe van Quinten Den Brier en consoorten voor de andere helft. Het kapittel heeft 17 gulden Brabants geld ontvangen zoals gangbaar is in het land van Loon en gevalueerd. Deze rente wordt voor de helft aan Jan Stenarts gekweten en de andere helft die aan de panden van Maria Cuijpers staan, zijn voor het laatst betaald door Peeter Puts en Jan Vaes en zullen bij de volgende valdag half maart vallen aan Jan Steenarts. De deken belooft dat hij het geld zal gebruiken voor het kapittel. Wat de afgevaardigde van het kapittel zal regelen in hun naam, zullen ze als vaststaand beschouwen. Opgemaakt binnen Hasselt ten huize van Jan Stenarts, genaamd 'den France Croen', in 'de Rechte Demerstraet' voor getuigen Goessen Heerckens borger van Hasselt en Aerdt Smulders van Berbrouck. De deken ondertekende de akte met zijn naam. Opgemaakt door Caproens notaris.

 

1631, 20 maart. Blz. 138

Henrick Wellens man en momber van Margriet Noops, Willem Noops en Geert Pauwels momber en man van Geertruyt Noops releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun vader Jan Noops: een stuk broek genaamd 'den Causbant int Bovenbroeck' onder Coorssel gelegen; nog een perceel broek 'het Hemelrijck'; nog een perceel broek 'den Eltens Beempt'; nog 'den Piersebeempt'; nog 'den Laeckbeempt' de achterste en de voorste; nog een stuk land achter de kerk, grenzend Andries Seyssens, Oriaen Van Hove O; nog een euwsel aan 'den Hooghen Bos'. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 20 maart. Blz. 139

Jacop Schats draagt op aan de kerk van Lummen 6 gulden jaarlijks die Schats trekt op panden van Peeter Stessens in Schuelen, namelijk aan 'die Echel Donck' met valdag op 'jaersdach' (nieuwjaar). Hij draagt ze op in de naam van zijn schoonzoon Aerdt Van Laumel om daarmee de achterstal van 86 gulden 13 stuivers 1 ort te voldoen die Peeter voorschreven op het slot van zijn rekening als kerkmeester ten achter was gebleven. Schats heeft nog 13 gulden 6 stuivers 1 blanck ontvangen, die samen met de voorgaanden 86 gulden 13 stuivers 1 ort honderd gulden maken, het kapitaal van de voorschreven rente. Schats ontving dat bedrag uit handen van mr. Aerdt Vanden Berghe kerkmeester van het jaar 1628. Schats stemt ermee in dat de kerk in de voorschreven rente gicht en goedinghen ontvangt. Mees Schepers moderne kerkmeester is ter gichte gekomen met recht.

 

1631, 20 maart. Blz. 139v

Mr. Aerdt Vanden Berghe kwijt de panden van Jan Schijven, namelijk 'het Stappen Landt' van 4 gulden jaarlijks zoals hij daarop trok. Hij kreeg de hooftpenninghen en de verlopen betaald in voldoening van een akkoord tussen hen gesloten voor de schepenen van Beringhen.

 

1631, 20 maart. Blz. 139v

Willem Brugmans, stiefvader en Ambrosius met Herman Vander Eijcken, Jan Coenens Jans zoon en Henrick Pauwels als ooms van het onmondige kind van Lenardt Vander Eycken hebben in ruil opgedragen het part dat het kind in kaveling is gevallen van de goederen achter gelaten door Lenardt Vander Eycken den Alden de grootvader van het kind. Ze dragen het op aan Servaes Vander Eijcken in ruil voor het part dat aan Servaes bij loting is gevallen volgens hun deling die gebeurd is voor notaris Peeter Van Kelchteren. Servaes draagt zijn part op tot behoef van het kind zoals het hem is toegedeeld. Stiefvader en ooms van het kind doen afstand van het deel dat aan het kind was toegekend tot behoef van Servaes en Servaes tot behoef van het kind. Mocht Servaes problemen krijgen omwille van deze ruil, dan beloven de ooms als 'condividenten' van de goederen van Lenardt Vander Eycken en Maria Juechmans dat ze die gelijk zullen helpen dragen. Ieder verbindt ervoor zijn portie.

 

1631, 20 maart. Blz. 141

Jacop Smeets als afgevaardigde van zijn broer Willem Smeets draagt op aan Jan Cortholts/Cordthoudts 20 stuivers jaarlijks zoals Willem Smeets jaarlijks trekt op panden van Geertruyt Stapparts, voor 15 gulden Brabants die Willem heeft ontvangen. Alles volgens de onderstaande constitutie. Cordtholt is ter gichte gekomen.

De constitutie.

Op 1 februari 1631 verscheen voor de notaris de soldaat Willem Smeets die diende in de Heeren Staten van Hollandt. Hij verkocht aan Jan Cordthoudt 1 gulden Brabants jaarlijks en erfelijk zoals hij die trok op panden van Geertruyt Stapparst in Schuelen voor 15 gulden Brabants eens. Betaald. Willem doet er afstand van en hij vaardigt zijn broer Jacop Smeets af om voor recht opdracht te doen aan Jan Cordthoudts. Opgemaakt in het huis van Lenardt Van Swertenbroeck in Schuelen voor getuigen Ambrosius Vander Eycken, Mattheus Stappart. Was geschreven door Arnoldus Scherpenberch pastor in Schuelen.

 

1631, 03 april. Blz. 141v

Lambrecht Van Schoonbeeck heeft, volgens de constitutie die hierna volgt, opgedragen aan Jan Vernyen zoon van Jan het goed vernoemd in de volgende koopakte, voor de som en de condities daar beschreven. Jan Verneyen den Alden is in de naam van zijn zoon ter gichte gekomen.

De constitutie.

Op 27 maart 1631 verschenen voor de notaris die resideert in Diest Jan Kenens en Maria Kannarts, echtpaar, die onwederoepelijk afvaardigen met deze akte Lambrecht Van Schoonbeeck wonend in Schuelen om in hun naam en vanwege hen voor hof en heer waar nodig te verschijnen en daar op te dragen en afstand te doen de drie sillen broek hierna beschreven en de koper erin te gichten en al te doen wat nodig is. Attestor Mannarts, notaris.

De koop scedule.

27 maart 1631 verscheen voor de notaris binnen Diest residerend het echtpaar Jan Kenens en Maria Kannarts die verklaren dat ze uit de hand hebben verkocht aan Jan Verneyen wonend in Schuelen, die aanwezig is en accepteert, een stuk broek gelegen daar tussen 'dije Groote Rieten' Z, de 'Vijtbempden' W en 'den Communie Bempt' of 'het Spaeij Broeck' geheten, ongeveer 3 sillen groot. Verkocht voor 31 gulden Luiks, los en vrij van lycoop, conditiegeld, gicht, goedinghe, pontpenningen en alle andere onkosten. Voor deze som moet de koper aan hen of aan hun afgevaardigde op datum van gichten op de 3 sillen broek voorschreven een erfelijke rente bekennen van 31 stuivers jaarlijks Luiks, los en vrij van alle kosten en taxen. Deze rente mag afgelegd worden ten penninck 20 (5%) met volle rente. Valdag 30 maart. De koper moet als bij- en onderpand stellen zijn half boender broek gelegen in Schuelen tussen Jan Meynen en Godtvree van Blochem. Lycoop naer landtcoop. Conditiegeld 5 schellinghen. Opgemaakt ten huize van Jan Kenens in Diest in presentie van Henrick Coels en Bertelen Vander Biessemen, borgers van deze stad als getuigen. Attestor Mannarts notaris.

1631, 03 april. Blz. 142v

Jan Verneijen senior in de naam van zijn zoon Jan Verneyen draagt op aan Jan Kenens het voorschreven goed als pand voor 31 stuivers Luiks jaarlijks met valdag en af te leggen volgens de constitutie. Jan Verneyen den Alden draagt nog op als onderpand een stuk broek van een half boender tegenover Godfroy van Blockhem en Jan Meynen in Schuelen, zodat Jan Kenens als man en momber daaraan eventueel zijn geld kan halen. Lambrecht Van Schoonbeeck is in de naam van Jan Kenens met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 03 april. Blz. 143

Jan Daems draagt op aan Jan Moens 5 rinsgulden jaarlijks die spruit uit een grotere rente van 25 rinsgulden jaarlijks, zoals Jan trekt op panden van Heuybrecht Kenens in Coorssel, voor 100 rinsgulden die Jan ontvangen heeft. Jan Moens is met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 17 april. Blz. 144v

Letter A.

Voor meier en schepenen van Lummen buiten ten Loons recht, namelijk mr. Willem Neven en Swijsen, heeft Lenardt Van Swartenbrouck senior zijn tocht afgestaan van al zijn goederen die hij tegenwoordig in tocht bezit waar ook gelegen, tot behoef van zijn kinderen, namelijk Wouter, Lenardt en Margriet Van Swartenbrouck geassisteerd met haar momber Matthieuwis Stapparts. De kinderen zijn tot de goederen met volle recht gekomen. Hij stemt ermee in dat deze goederen vanaf nu in drie gelijke delen zullen verdeeld worden en ze vrij gebruiken als hun eigen goed na de volgende oogst. Ieder van zijn voorschreven kinderen moet hem jaarlijks 24 rinsgulden geven en 4 halsters koren op Sinte Remeijs en voor het eerst in 1632. Omdat Wouter Van Swartenbrouck tegenwoordig het grootste deel van deze goederen 'onder sijn ploech ende bewinde' heeft, zoals ook Lenardt zoon van Lenardt voorschreven, is Wouter met hun vader overeengekomen dat hij met hem zal mogen uitdorsen alle vruchten die tussen dit en de volgende oogst daarop zullen gewonnen worden. Als de vruchten 'te vat' gekomen zijn, zal hij met zijn kinderen de granen alleen voor de helft delen en waar kennip zal gezaaid worden zal 'den win' (de huurder) vooruit hebben de kempin en de rest zal ook half en half gedeeld worden. Betreffende het maaibroek zullen vader Lenardt en Wouter half en half maaien en invoeren. Betreffende de beemden die vader Lenardt in tocht bezit, zal Lenardt Van Swartenbroeck den Jonghen deze met zijn broer Wouter tussen dit en St.-Martinus mogen gebruiken met twee beesten. Het hout dat tegenwoordig op de afgestane goederen staat, zal door de vader en zijn zonen gelijk gehouwen en gedeeld worden in vier delen. Vader Lenardt zal zijn leven lang een kamertje houden in het huis dat op de schans in Schuelen staat, maar hij zal het niet mogen verder verhuren, aan niemand, wie het ook moge zijn.

Wouter zal zijn broer en zuster laten meedelen in droge weidekens genaamd 'die Bosskens' omtrent de St.-Joris schansse in Schuelen gelegen, waarvan Wouter, door uitkoop van sommige pretendenten, de gerechtigheid had verkregen tot zijn last. Hier tegen zal Wouter de meubele goederen die hij van zijn ouders mag genoten hebben, zonder uitzondering, mogen behouden zonder dat de vader of de andere kinderen er iets van kunnen pretenderen.

Betreffende de lasten die aan de goederen staan, zal vader Lenardt die dit jaar betalen tegen de helft van de genoten vruchten. De volgende jaren zullen zijn kinderen die lasten moeten betalen volgens hetgeen aan hun part staat. Indien er achterstallen mochten zijn betreffende dit jaar gevallen, zal Wouter die schoon maken. Hiermee zijn alle onderlinge geschillen bijgelegd.

 

1631, 17 april. Blz. 146

Voor dezelfde schepenen kwamen de kinderen Wouter en Lenardt Van Swartenbrouck met Margriet Van Swartenbrouck in naam van haar kinderen verwekt door wijlen Frans Stapparts met assistentie van haar wettige mombers Lenardt Van Swartenbrouck den Alden en Matthieuwis Stapparts die instemmen met hetgeen volgt. Ze delen de goederen waarvan hun vader vandaag de tocht heeft afgestaan in drie delen zoals volgt.

Kavel A: huis en hof aan de kerk van Schuelen met het bloeck daarachter gelegen; nog een stuk land genaamd 'het Maen Landt' dat grenst aan de erfgenamen van Jan Huveners, Henrick Swijns en sheeren straet; nog een bos genaamd 'den Gruyter'; nog 'het Hellen Bosschken' naast de 'Wyen' gelegen; nog een stuk broek gelegen opt Rieuer Brouck', omtrent een half boender met zijn lasten daarop uitgaand, namelijk 15 stuivers jaarlijks aan het klooster van Mariendael in Diest; nog met 8 gulden jaarlijks aan de begijnen van Hasselt; nog met 12 alde grooten aan de anniversariėn van Wuestherck; nog met 10 stuivers aan het St. Barbaren autaer in Lummen; nog met 2 jaarlijkse stuivers aan de kerk van Schuelen en verder met brandschettinghe boven de grondcijns aan de heer.

De tweede kavel B omvat huis en hof genaamd 'die Motte' met nog het bloeck daar tegenover gelegen, groot 6 of 7 halsters zaaiens. Deze kavel is enkel belast met grondcijns aan de heer.

Kavel C bestaat uit het huis op de schans in Schuelen, genaamd St.Joris schansse; de weidekens genaamd 'die Bosschkens' bij de voorschreven schans gelegen; nog 2 vat zaaiens gelegen in de hof van Jan Wagemans, die grenst aan Quinten Huveners, de weduwe van Dierick Palmarts en Jan Wagemans, die hun vaart hebben door de helft van Jan Wagemans; nog een beemdje aan 'de Backhuys Voort' gelegen, grenzend deze Voort aan 2 zijden, Peeter Stessens 3); nog 8 roijen beemd gelegen 'opden Huijven Bampt', die grenst aan Henrick Jans 1) , 'die Laeck' 2). Deze kavel is enkel belast met 10 stuivers jaarlijks die gehypothekeerd staan op de voorschreven 'Bosskens' aan het O.-L.-Vrouwenaltaar in Lummen, grondcijns en schattingen.

Mocht aan een of ander deel meer lasten staan dan voorschreven is, dan zullen ze deze gelijk dragen en eventueel problemen betreffende aanspraken aan deze goederen helpen verdedigen. Er werd geloot met briefjes. Kavel B viel aan Wouter Van Swartenbrouck, kavel A aan Margriet Van Swartenbrouck en kavel C aan Lenart Van Swartenbrouck. Daarna hebben Margriet met haar mombers geruild met haar broer Wouter, zodat Wouter de eerste kavel zal hebben en Margriet de tweede. Dat doen ze omwille van de lasten en de grote reparaties die het huis vereist. Ieder werd in zijn deel gigicht en gegoed. Ze deden afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling.

 

1631, 06 juni. Blz. 160v

Voor schepenen mr. Henrick Swysen en Jan Prels verschenen Geerdt Teeuwis en Frans Weynen als mombers van Catharina Teeuwis weduwe van Jacop Weynen. Ze hebben, uit kracht van het testament dat aan Catlijn is gemaakt door haar man Jacop Weijnen zaliger en dat dit jaar in Beringhen is geproefd., opgedragen aan Huybrecht Didden een stuk broek onder Coorssel in Oversloo gelegen. Volgens de proclamatoriale condities die ervan zijn gemaakt en die hierna geregistreerd zijn. Huybrecht Didden is met recht ter gichte gekomen. Betaald. Het geld zal gebruikt worden om schulden te betalen die Jacop heeft achter gelaten. De mombers hebben garantschap gedaan voor een goede gichte. Voor pontgelt werd 9 gulden 15 stuivers betaald omdat de lasten in mindering komen. Ban met registratie van de condities 3 gulden 5 stuivers. Pontgelt 9 gulden 15 stuivers.

De conditie.

Op 27 maart 1631 verschenen voor de notaris Geerard Thys en Frans Wynen als momber van de onmondige kinderen van wijlen Jacop Wijnen zaliger en Catlijn Thuijs die aanwezig is en instemt. Ze zullen verkopen met proclamatie en uitbranden van de kaars aan de hoogste bieder een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Andries Goessens 1), Huybrecht Van Haemel 2) en Andries Seyssens 3). Het is belast met 150 gulden Brabants eens aan Jan Moens. Verder enkel met grondcijns aan de heer belast, maar die komt niet in mindering.

Huijbrecht Didden bood 325 gulden Brabants eens waaraan de last in mindering komt. Hij verbindt zijn persoon en goederen dat hij deze som zal betalen binnen 2 genachten. Godsgelt 12 stuivers voor de kerk van Coorssel, lijcoop 12 gulden Brabants eens. De koper moet alle onkosten betalen: gichtgeld, klerkgeld, schrijfgeld, roepgeld enz. Indien Didden afgehoogd wordt, zal hij voor zijn kloek bod 2 pattacons hebben. Hij zal aan Catlijn Thuijs 4 pattacons geven voor een kermis. Het goed kan aanvaard worden op datum van gichten. Iedereen mag hogen met 2 gulden waaruit de hoger 1 gulden zal hebben en de verkopers ook 1 gulden. Indien iemand hoogt die niet kan voldoen, zal men het broek opnieuw verkopen en als het dan minder opbrengt, zal de faler het verschil moeten bijpassen en daarvoor zullen zijn goederen kunnen aangeslagen worden alsof ze uitgewonnen waren door het recht. Getuigen Queryn Beckers en Henrick Wellens. Attestor C. Claes notaris.

Jan Didden hoogde vervolgens 6 hogen in presentie van dezelfde getuigen.

Op 28 april hoogde Geert Pauls nog 10 hogen.

Op 30 april werd de kaars ontstoken door Loons dienaar Peeter Mertens als afgevaardigde van de heer meier van Lummen en de kaars ging uit op Geerdt Pauls voorschreven.

Op 5 juni werd de kaars door het decreet van de schepenen ontstoken op Heuybrecht Didden als voorlaatste hoger en gebannen. Mr. Henrick Swijsen hoogde nog 1 hoge en Huijbrecht Didden nog 1. Het goed bleef aan Huijbrecht bij het uitgaan van de kaars met recht. Voor het branden van de kaars heeft hij vandaag 2 gulden 14 stuivers betaald.

Voor het branden in Coorssel dat Geerdt Teeuwis in naam van zijn zoon mag eisen aan de faler 2 gulden 14 stuivers.

Op 3 juli 1631 heeft Haubrecht Didden de naderschap van dit goed bekend aan Matteijs Convents. Haubrecht kreeg zijn uitgegeven geld terug. Matteys is ter gichte gekomen.

Op 1 juli 1632 heeft Matteijs Convents voorschreven bekend dat hij aan Merten Kenens als nauwere bloedverwant de naderschap van de koop bekende. Matteijs kreeg zijn uitgegeven geld terug.

 

1631, 03 juli. Blz. 165

Jan Prels, volgens constitutie hierna geregistreerd en ondertekend door mr. Van Croonenborch van 28 juni 1631, heeft de rente van 20 gulden jaarlijks, die vermeld is in deze constitutie, opgedragen in de naam van constituant Jan Daems aan Govart Dolmans voor de prijs in de akte vermeld. Jaspar Smeets, schoonzoon van de voorschreven Govart, is in de naam van zijn schoonvader ('swier') in de voorschreven rente gegicht.

Op 28.06.1631 verscheen Jan Daems borger van Diest voor de notaris. Hij transporteert met deze akte een erfelijke rente van 20 rinsgulden jaarlijks, die te kwijten is met 400 gulden Brabants, zoals hij trekt op panden van Huybrecht Kenens in Courssel met valdag op half maart. Opgedragen aan Govart Dolmans van Peer door zjn schoonzoon Jesper Smeets die accepteert, voor de som van 400 gulden. Betaald. Jaspar Smeets is in de naam van zijn schoonvader Govart Dolmans ertoe gekomen met recht. Om deze opdracht te doen realiseren voor meier en schepenen van Lummen ten Loons recht, heeft Jan Daems afgevaardigd en machtig gemaakt, constitueert met deze akte Jan Prels Loons schepen van Lummen. Daems belooft dat hij de akte als vaststaand zal beschouwen. Opgemaakt binnen de stad Halen in aanwezigheid van mr. Peeter Dalen en mr. Goijvaert Verhoeven, getuigen. Was ondertekend M. Van Croonenborch en een x voor Jan Daems.

 

1631, 17 juli. Blz. 166

Philips Robyns man en momber van Margareta Schabben, die hij belooft hier te brengen om in te stemmen, draagt op aan Aerdt Huveners huis en hof in Schuelen in de Nederstraet gelegen, grenzend des heren straet 1), de erfgenamen van Aerdt Hermans 2), Jacop Schats 3), Peeter Hacken 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Te kwijten met 100 rinsgulden eens in specie van patacons zoals in de tijd van de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Mr. Jan Scherenbaerts en Lodowyck Van Laer zijn in de naam van Aert voorschreven met recht ter gichte gekomen. Het geld is gekomen van een rente van 6 gulden jaarlijks die werd afgelegd door Quinten Huveners. Philips staat garant voor een goede gicht en hij betaalde ook de pontpenningen en de hofrechten.

 

1631, 06 september. Blz. 168v

Aerdt Convents als grootvader van het kind van Peeter Beckers releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van Maria Hillen, de grootmoeder van het voorschreven kind: een beemd gelegen in Oversel, grenzend Peeter Leyssen 1), Oriaen Oriaens 2) en 'die Auwe Becke' 3); nog een perceel aan 'den Loosen Bempt' en verder al hetgeen hier sorteert. Aerdt Convents is ter gichte gekomen in de naam voorschreven.

 

1631, 06 september. Blz. 168v

Loich Stapparts releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: huis en hof 'opt Schuermans Eijnde' en al wat hier nog sorteert uit het versterf. Loich is met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 06 september. Blz. 168v

Peeter Vanden Haut draagt op aan Mattijs Claes een stuk land onder Coorssel gelegen, genaamd 'den Rochter', grenzend Valenteijn Claes O en W, Peeter Leyssen N, dezelfde Leyssen en Christiaen Claes 4), voor 400 gulden Brabants eens en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 6 pattacons. Betaald. Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 1 schellinck. Peeter staat ervoor garant dat het goed vrij van lasten is met uitzondering van de grondcijns. Hij staat garant voor een goede gicht. Matteys Claes is met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 06 september. Blz. 170

Heer Jan Vander Eycken met zijn medegeringen en Henrick Van Loven cum suis releveren de goederen waar Jan Van Ham als tochter is uitgestorven en die komen van de zijde van Elisabeth Leuyten, die 'moye' (tante) van deze comparanten: een rente van 3 gulden jaarlijks op panden van Geertruyt Polmans; nog in Genebos een stuk erf genaamd 'het Bruijen Landt'; nog 'die Hooch Dellen'; nog een bosje daar omtrent; nog een schom; nog een deel in huis en warmoeshoff. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1631, 06 september. Blz. 170

De voorschreven partijen releveren tevens voor meier en laeten van het hof genaamd 'Copis Hoff': een silleke broek met een visserijtje in Schuelen, geheten 'Jan Leuyten Silleken', grenzend 'die Crom Eyck' en 'die Crieckels Laeck'. De partijen zijn erin gegicht. Vacat omdat dit goed sorteert in Copis Hoff.

 

1631, 02 oktober. Blz. 170

Nicolaes en Matteijs Hultermans dragen op aan Valenteyn Claes hun deel van een stuk land van 6 halster groot gelegen in 'Valenteyns Hoff' aan 'den Valenteyn' gelegen, grenzend Frans Convents W, Valenteyn voorschreven erf O, 'die Veltstraet' Z, 'die Hoochstraet' N, voor 360 gulden. De partijen ontvingen de som. Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 1 schellinck. Het goed is vrij van lasten met uitzondering van de grondcijns aan de heer. Ze staan ervoor garant. Valenteyns Claes is met recht ter gichte gekomen.

 

1631, 02 oktober. Blz. 170v

Christiaen Claes, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Dierick Geerts alias Corselius, geschreven en ondertekend door Christianus Servaty commissarius Beringensis, kwijt aan Henrick Wellens het geld dat Henrick Wellens aan Dierick voorschreven uit kracht van erfkoop ten achter was. Is in hoede gekeerd van schepenen.

De constitutie.

Op 19 augustus verscheen voor de notaris en de getuigen de eerzame Theodorus Geerts alias Corselius, die onwederroepelijk heeft afgevaardigd met deze akte Christianus Claes, schepen in Lummen ten Brabants recht, om voor hem voor de heren schepenen van Lummen ten Loons recht in zijn naam te kwijten aan Henrick Wellens de koopsom die Henrick aan hem schuldig was van de koop van een broek in Coorssel gelegen in 1630 verkregen. Opgemaakt binnen Coorssel in het woonhuis en in presentie van Peeter Smeets, meier Peeter Leijssen, Frans Wijnen en Jan Huveners als getuigen. Was ondertekend Christianus Servaty commissaris van Beringen.

 

1631, 16 oktober. Blz. 174

Jan Paulus kwijt de panden van Maria Paulus van de 3 gulden jaarlijks zoals hij aan haar panden onder Schuelen gelegen trok. Dat gaat om huis en hof 'opden Pleijn' in Schuelen gelegen. Jan werd betaald zowel van kapitaal als van verlopen ervan en hofrechten. Daarmee zijn de panden bevrijd van deze rente.

 

1631, 16 oktober. Blz. 174v

Henrick Paulus kwijt dezelfde panden van Maria Paulus voorschreven van een jaarlijkse rente van 3 gulden zoals hij daarop trok. Henrick kreeg zowel het kapitaal als de verlopen ervan betaald en de hofrechten. De panden van Maria zijn hierdoor ervan bevrijd.

 

1631, 16 oktober. Blz. 174v

Henrick Pouls, voor hem en voor zijn consoorten Jan, Maria, Gielis en Christiaen Pouls, releveert na de dood van hun zuster Cecilia Pauls de 14 gulden Brabants die ze trok op panden van Maria Pouls voorschreven. Ze zijn ter gichte gekomen.

 

1631, 16 oktober. Blz. 175

Guilliam Teulleners, uit kracht van de navolgende procuratie die hij aanvaard heeft in de naam van Christiaen Pouls, heeft opgedragen aan Maria Pouls 3 gulden jaarlijks zoals hij had aan panden van Maria Pouls voorschreven, namelijk op huis en hof in Schuelen 'opden Pleijn' gelegen. Hiermee worden de panden van Maria van deze 3 gulden jaarlijks gekweten.

De akte en procuratie.

Op 28 juni 1627 heeft Christiaen Pouls afstand gedaan van al zijn rechten die hij heeft op huis en hof gelegen in Schuelen 'op den Plaine', die grenzen aan joncker Voecht, joncker Geraerdt vanden Roye en sheeren straet, die hem aangestorven zijn na de dood van zijn zuster Cecilia. Hij draagt ze op aan zijn broers en zuster Gielis, Jan en Maria Pouls voor 58 gulden Brabants eens. Betaald. Hij ontving het geld uit handen van de mombers Willem Brugmans en Henrick Pouls van de weeskinderen van Reyner Pouls zaliger in het bijzijn van hun oom Gielis Vanden Roye. Voor de gicht en goedenisse ervan constitueert hij mr. Peeter Aerdts secretaris van de vrijheid Lummen of anderen om deze last te aanvaarden en om de mombers te gichten in de naam van de kinderen. Zijn afgevaardigde moet handelen zoals dat hoort en zoals hij zelf zou doen indien hij aanwezig was. Hij verbindt ervoor zijn persoon en goederen. De roerende goederen van Cecilia Pouls laat hij aan zijn voorschreven broers en zuster voor de som van 36 gulden Brabants eens, waarvan hij hen met deze akte kwijt. Opgemaakt in het huis van Cornelis Verhaeijckt binnen Hasselt in aanwezigheid van de getuigen Willem Butgens en Aerdt Ouwerckx. Ondertekend door J. Winters notaris.

Jan Pouls verklaart dat hij vanwege de voorschreven akte en constitutie niets wil pretenderen van hetgeen Christiaen Pauls opdraagt vermits hij gekweten is en het geld toekomt aan Maria Pouls alleen. Zo doet ook Henrick Pouls als momber van Gielis Pouls.

 

1631, 04 december. Blz. 178

Reijnder Eldermans bekent dat hij door Tomas Meyntens werd betaald van de koopsom die Tomas nog ten achter was van een koop gedaan omtrent 'Peetersmis' laatstleden van een stuk erf 'int Ceijff Venne' in Coorssel.

 

1632, 08 januari. Blz. 182

Geert Claes draagt op aan Matteijs Vanden Hove 3 halster land in Coorssel gelegen in een stuk genaamd 'den Coneijns Gracht' naar de oostzijde, dat grenst aan Jan Van Postel 1), Jan Beckers 2) en 3) en dezelfde Geert 4). Verkocht voor 350 rinsgulden en 5 pattacons voor de huisvrouw van de verkoper. Betaald. Het goed is vrij van lasten, ook van grondcijns. Omdat Geert over het voorschreven erf 'moet weghen', zijn de partijen overeen gekomen dat Matteys hem de weg mag wijzen ter minste schade. Omdat dit goed tegenwoordig bezaaid is met koren, is conditie dat Matteys bij de volgende oogst daarvan de helft zal genieten. Matteys Vanden Hove is met recht ter gichte gekomen.

 

1632, 08 januari. Blz. 186

Melchior Van Schoonbeeck bekent dat hij voldaan is van de erfkoop die binnen het jaar Gielis Leuyten van hem heeft gedaan van een beemd onder Schuelen gelegen. Hiervoor moet Gielis aan Jan Leuyten in Melchiors naam 27 gulden betalen die Melchior ten achter is aan Jan Was en ze zitten in de koopsom berekend.

 

1632, 22 januari. Blz. 187

Peeter en Willem Vanden Briel dragen op aan Jesper Hillen 4 gulden Brabantse rente en 10 stuivers jaarlijks met valdag op St.-Andries. Ze staat aan panden van Matteys Vanden Briel genaamd 'den Langhen Beempt' onder Coorssel gelegen, grenzend Bertholomees Tielens O, Thomas Meyntens erfgenamen W, voor 57 gulden Brabants eens. Betaald. Jesper Hillen is met recht ter gichte gekomen.

Op 18 november 1632 heeft Jesper Hillen bekend aan Matteijs Vanden Briel de naderschap van deze rente. Jesper kreeg zijn geld terug met het verloop ervan.

 

1632, 05 februari. Blz. 193

Melchior Van Schoonbeeck en Jan Van Dormael, naaste familie van het kind van Matteeuwis Van Schoonbeeck verwekt in wettig huwelijk met Cattlijn Van Dormael, hebben de eed van momberschap gedaan volgens de 'constuymen'.

Mattees Van Schoonbeeck heeft met assistentie van de voorschreven mombers opgedragen aan heer Reynder Fabius pastoor van Lummen de helft van een stuk erf omtrent 'den Molenwech' bij Schuelen gelegen. Het grenst 'het goet van Vlaenderen' 1), Jan Christiaens 2), 'die Laeck' 3) en joncker Jan van Gelmen erfgenamen 4). Dit goed hebben de mombers met de vader vandaag vernaderd van Gielis Leuyten. Dragen nog op 5 gulden 5,5 stuivers jaarlijks die Mattees op de wederhelft van dit broek jaarlijks trekt; nog 3 gulden 3 stuivers jaarlijks die Mattees trekt op panden van Philips Robyns die getrouwd is met Margriet Schabben, namelijk aan een hof in Schuelen gelegen tussen Geerdt Cocx en Jan Van Loven, die grenst aan Jan Van Loven aan 2 zijden en des heeren straet 3); nog het vierde part van de goederen achter gelaten door Jan Bremers, die hij verkregen heeft van een van de mede-erfgenamen namelijk Peeter Bremers voor zijn voorkind 3 jaar geleden ongeveer. Al deze goederen worden samen opgedragen als pand voor 11 gulden jaarlijks die vallen op datum van gichten, los en vrij van alle belastingen. De rente staat te kwijten met 220 rinsgulden in geld zoals op dat moment zal gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Matteys Huveners is in de naam van heer Reynder met recht ter gichte gekomen. Mattees heeft het pontgelt en de hofrechten betaald en hij stemt in met een gezegelde brief, waarvan Mattees ook de rechten heeft betaald. Hij staat garant voor een goede gicht. Omdat op de helft van de weide Gielis Pauwels jaarlijks nog 6 gulden trekt, belooft Mattees met de mombers dat hij deze last ervan af zal doen om het pand te verbeteren. Dit is gebeurd op 19 februari hierna.

 

1632, 19 februari. Blz. 194

Philips Robyns man en momber van de aanwezige en instemmende echtgenote Margareta Schabben, draagt op een stuk land van omtrent 1,5 vat zaaiens dat grenst aan Jan Swinnen aan 2 zijden, 'die Voirdt' en sheeren straet 3) en 4); nog een sille broek 'op den Haghen Bampt', dat grenst aan mr. Wouter Taelmans 1), 'die Laech Bempden' 2), 'tRoost' 3), gelegen in Schuelen. De goederen zijn enkel met de grondcijns belast. Ze worden opgedragen als pand voor een rente van 6 gulden 10 stuivers jaarlijks met valdag op datum van gichten. De rente staat te kwijten met 130 rinsgulden en met rente volgens 'teijts gelanck' en in geld zoals dan zal gangbaar zijn. Philips stelt nog al zijn andere goederen waar hij kracht en macht over heeft als onderpand. Deze rente wordt opgedragen aan heer Reynder Fabius, pastoor van deze parochie. Philips stemt in met een gezegelde brief op zijn kosten. Mattheys Huveners is in de naam van de pastoor ter gichte gekomen van deze rente. Philips betaalde alle onkosten.

 

1632, 19 februari. Blz. 194v

Henrick Pouls, als momber van zijn broer Gielis voor wie hij zich sterk maakt, kwijt de panden van Matthieuwis van Schoonbeeck in Schuelen gelegen van 6 gulden jaarlijks zoals Gielis erop trok. Kapitaal en verloop werden voldaan. Henrick belooft dat hij het geld weer zal aanleggen en hij staat daarvoor garant.

 

1632, 19 februari. Blz. 195

Nicolaes Mennekens, met instemming van zijn huisvrouw Elisabeth Froyen zoals blijkt uit de akte gepasseerd voor mr. Christiaen Servatii op 17 februari 1632 hierna geregistreerd, heeft opgedragen het huis en de hof met de beemdjes in die akte vernoemd aan Blasius Lekens voor 1150 gulden Brabants vrij geld. 550 gulden betalen op de gichte en de resterende 600 gulden op de dag van verjaren, boven de lasten van een halster koren aan de H. Geest van Coorssel en 3 gulden 13 stuivers 1 blanck Brabants aan de kerk van Coorssel en ook de schattingen en cijns die eraan gevonden worden. Nicolaes staat garant voor meer lasten en problemen. De koper moet aan de huisvrouw van de verkoper nog 12 pattacons geven voor een kermis. Mocht hij vernaderd worden, dan zal hem voor zijn kloek bod door de 'beschudder' (degene die vernadert) 12 pattacons moeten moeten gegeven worden. Boven de koopsom moet de koper ook alle onkosten betreffende deze verkoop dragen, maar hij zal wel het schaarhout dat op het goed staat mogen houden voor zijn profijt. De verkoper houdt wel voor zichzelf 2 eikenbomen om bij gelegenheid te houwen. De koper zal zijn huurtermijn ('toust') van 3 jaren die inging op Kerstmis laatstleden mogen uitdoen indien hij vernaderd wordt en de beschudder zal dan met de huur moeten tevreden zijn. godtspenninck 1 oirt cruijsdaelders: de helft voor de kerk van Coirssel ende andere helft voor de kerk van Suijlre (Zolder). Vermits het huis met de uuytfanck voor de helft Brabants is en de twee beemdjes volledig Brabants, zijn de pontpenningen geschat voor het Loons deel op 34 rinsgulden 5 stuivers. Blasarus Lekens is in de voorschreven goederen zoals voor staat gegicht en gegoed. Blasarus heeft alle hofrechten met het pontgelt voldaan.

De akte.

Op 17.02.1632 verscheen voor de notaris in de stad Beringhen Anna Meyen die met instemming van haar man en momber Coenrard Gaethovii aan haar schoonzoon mr. Niclaes Mennekens haar tocht heeft afgestaan die ze bezit van een huis, schuur, hof en twee beemdjes daar achter gelegen, zoals het gelegen is in Coorssel. Tegenwoordig wordt het bewoond en in huur gehouden door Blasius Lekens. Deze Blasius heeft deze goederen nu gekocht en ze stemt ermee in dat hij voor heer en 'competent richter' daarvan zal ter gichte komen. Elisabeth Froyen, de echtgenote van mr. Niclaes voorschreven, stemt in met deze gicht. Opgemaakt in Beringhen in het woonhuis van Coenraert voorschreven in presentie van Willem Geerts oud-burgemeester en Jan Moors borger in Beringhen als getuigen. Was ondertekend Christianus Servatii notaris. Deze akte is op datum van de voorgaande gichte voor de schepenen gerealiseerd en daarop volgde de voorschreven gicht.

 

1632, 18 maart. Blz. 201v

Jan Vanden Nuffele als gasthuismeester in Westherck heeft gereleveerd de goederen en renten die het gasthuis voorschreven onder deze heerlijkheid trekt. Jan Vanden Nuffele is als sterfelijke gichtdrager ter gichte gekomen.

 

1632, 18 maart. Blz. 201v

Jan Munten releveert een hoffstadt in Schuelen 'opden Pleijn' gelegen, die grenst aan de weduwe van Frans Stapparts en de straat; nog een stuk akkerland genaamd 'die Tichelrije', dat grenst aan de weduwe van Frans Stapparts aan 3 zijden; nog een block gelegen 'opden Belick'; nog 3 gulden jaarlijkse rente op panden van Quinten Huveners; nog 3 gulden jaarlijks op panden van Aerdt Joiris in Schuelen en verder al hetgeen dat op hem na de dood van zijn ouders Peeter Munten zaliger en Maria Vilters, echtpaar, is gedevolveerd en dat hier sorteert. Jan is met recht ter gichte gekomen met ban en vrede.

 

1632, 18 maart. Blz. 203

Heer Jan Vander Eycken, priester en pastoor van Kermpt, kwijt de panden van Librecht Lenardts in Schuelen gelegen, zoals hij op heden door gichte verkregen heeft van Jan Meynen volgens de conditie daarvan, die hierna is geregistreerd, van een jaarlijkse rente van 6 gulden. Hij bekent dat hij voldaan is van het kapitaal en het verloop ervan en van alle hofrechten.

 

1632, 18 maart. Blz. 203v

Jan Hueveners zoon van Jan van Schuelen kwijt de panden van Librecht Lenardts, zoals hiervoor in de gichte staat, van 6 gulden jaarlijks zoals hij daarop trok. Hij is voldaan van kapitaal, gevallen renten en alle onkosten zoals hofrechten.

 

1632, 18 maart. Blz. 204

Jan Vanden Nuffel, in de naam van de H. Geest van Herck, releveert de renten en erven die de H. Geest voorschreven onder deze bank trekt en waar Peeter Minten als sterfelijke gichtdrager is uitgestorven. Vanden Nuffele is sterfelijke gichtdrager geworden en hij is ter gichte gekomen met recht.

 

1632, 01 april. Blz. 209v

Geert Ghysens van Courssel staat zijn tocht af van een perceel broek in Voirtken onder 'die schansse' van Courssel voorschreven gelegen. Het grenst Jaspar Smeets zoon van Peeter 1), Henrick Convents 2), Quinten Paels 3) en Geert Claes 4), aan zijn zoon Anthonis Ghysens. Anthonis is met volle recht tot dit perceel broek gekomen.

1632, 01 april. Blz. 210

Nu tocht en erfdom samen zijn en nadat de kaars door Peeter Merttens Loons dienaar in Courssel werd ontstoken en gebannen, draagt Anthonis Ghysens dit perceel broek op aan Peeter Smeets zoon van Peeter voor de som in de onderstaande conditie, ondertekend door Peeter Leyssen. Betaald op 100 gulden Brabants na die Peeter aan Anthonis belooft te gichten op het voorschreven perceel broek. Peeter Smeets is in het perceel broek gegicht.

De conditie.

Proclamatie waarop Anthonis Wijnen met uitgang van de brandende kaars zal verkopen een perceel broek in Voirtken omtrent de schans gelegen, dat grenst aan Jesper Smeets zoon van Peeter 1), Henrick Convents 2), Quinten Paels 3) en Geert Claes 4).

Het perceel zal worden geroepen in de kerk van Courssel volgens de constuyme en de manieren van het land Lummen en daarna zal op de voorziene dag de kaars ontstoken worden, namelijk op 2 maart 1632. De koper zal erop zoveel hogen mogen zetten als hem belieft voor een ander mag hogen. Enkel iemand die de koop met alle onkosten kan voldoen, mag hogen. Betalen op datum van gichten. Gebeurt dat niet, dan zal de verkoper de kaars opnieuw laten ontsteken zonder tegenspraak of vonnis. Brengt het dan minder op, dan zal de falende partij moeten bijpassen met onmiddellijke ingang. Brengt het meer op, dan is dit enkel tot profijt van de verkoper. Het perceel broek is vrij van lasten op grondcijns aan de heer na. Mochten er toch lasten gevonden worden, dan zal de verkoper de koper hiervan kosteloos en schadeloos stellen en daarvoor verbindt hij al zijn goederen. De aanwezige schepenen of hun afgevaardigde staan in voor eventuele problemen bij het hogen.

Op 2 maart heeft Peeter Smeets zoon van Peeter volgens de condities dit goed gezet op 450 gulden en 2 cruysdaelders voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper, waar tegen Peeter voor zijn palmslag ook 2 cruysdaelders zal hebben. Lycoop volgens gelieven, goidspenninck voor de kerk van Courssel 1 oirt cruysdaelders, schrijfgeld een halve pattacon. Hij verbeterde de koop nog met 2 hogen van telkens 2 gulden: 1 voor de verkoper en 1 voor de koper. Anthonis Wynen heeft Peeter Smeets het voorschreven perceel broek laten zetten op 16 februari 1632 en de koop toegeslagen in presentie van Peeter Briers, Wouter Moons, getuigen. Attestor Petrus Leijssens.

Op 2 maart 1632 zette Peeter Smeets op dit goed nog 35 hogen, Jan Postelmans 2 hogen en Peeter Smeets nog 1 hoge. Na het uitgaan van de kaars op dezelfde dag, bleef het goed zoals voor aan Peeter Smeets. Getuigen: Christiaen Claes, Andries Seyssens, Jan Huveners en meer andere personen. Attestor P. Leijssens.

1632, 01 april. Blz. 211v

Peeter Smeets voorschreven draagt op aan Anthonis Ghysens voorschreven het perceel in de voorgaande gichte vermeld als pand en onderpand voor 5 gulden jaarlijks, die te kwijten zijn met 100 rinsgulden Brabants geld zoals dan hier zal gangbaar zijn en met rente volgens verstrijken van de tijd. Anthonis Ghysens is in de 5 gulden jaarlijks met valdag op 1 april gegicht. Omdat Peeter Smeets de volle pontpenningen betaald heeft van de koop voorschreven, vallen er geen pontpenningen vanwege deze rente.

 

1632, 22 april. Blz. 212

Anthonis Swinnen zoon van Nicolaes releveert (of 'houdt op' vandaar 'opheldinghe') het versterf dat hem is verstorven na de dood van zijn ouders: een ophellinghe in Schuelen voor zijn huis en hof; nog een stuk land en bos genaamd 'die Mier Bos'; een stuk land genaamd 'die Calde Heckel'; al wat hier nog sorteert. Henrick Lauarts is in de naam van Anthonis Swinnen ter gichte gekomen.

 

1632, 22 april. Blz. 212v

Bartholomeus Gaethoffs draagt op aan Reynder Van Erpecom een stuk broek gelegen 'op de Kiesselvoirt', grenzend sheeren straet 1), Henrick Bosmans 2), Jan Raijemaeckers 3), boven de aanstaande lasten. Die lasten zijn 2 gulden jaarlijks zoals het klooster van Sinte Catharinadael van Hasselt erop trekt en een halve stuiver cijns. Draagt nog op een perceel broek genaamd 'het Schetter Brouck', dat van Jan Gaethofs is gekomen en sorteert onder Houweycken, grenzend joncheer Beuntincx aan 2 zijden, Maria Vaes en Jacob Inden Poel 3) en 4). Reynder zal er wettelijk transport van doen voor de bank Ter Houweycken en daarboven aan de opdrager Bartholomeeus voorgenoemd 200 gulden betalen of ervoor een rente hypothekeren op deze beemd van 10 gulden jaarlijks. godtspenninck 1 blouw muijser, lycoop naer landtcoop. Reynder Van Erpecom is ter gichte gekomen met recht.

1632, 22 april. Blz. 209v

Reynder Van Erpecom draagt op aan Baertholomeus in voldoening van de verbetering van de voorgaande koop de beemd voorschreven gelegen 'op de Kiesselvoirt’ als pand en onderpand van 10 gulden jaarlijks. Die staan te kwijten met 200 gulden, in twee keer af te betalen, telkens 100 gulden voor 5 gulden jaarlijks in geld zoals dan zal gangbaar zijn en zijn koers zal hebben en met rente volgens de tijd. Valdag 22 april. Bartholomees Gaethoffs is in de rente van 10 gulden jaarlijks gegicht en gegoed met ban en vrede. Reynder heeft alle hofrechten en het pontgelt betaald.

 

1632, 06 mei. Blz. 222

Peeter Smeets, volgens de procuratie hierna geschreven, draagt op aan Aerdt Vander Hecken het gedeelte van huis en hof op alle condities zoals beschreven in de akte. Aerdt Vander Hecken is met recht ter gichte gekomen.

De procuratie.

Op 2 mei 1632 heeft Jan Vander Hecken voor de notaris geconstitueerd met deze akte Peeter Smeets, die present is en accepteert, om in zijn naam op te dragen voor de heren schepenen van Lummen ten Loons recht het gedeelte dat hem toekomt in het huis met de hof in Coerssel aan 'die Linde' gelegen. Hij moet het opdragen aan zijn broer Aerdt Vander Hecken voor 40 pattacons. Hij wenst dat hiervan een instrument wordt gemaakt en geleverd zoals dat hoort. Getuigen: heer Jan Vanden Put en Wouter Moens. Attestor Christianus Nicolai.

 

1632, 27 mei. Blz. 223

De kinderen van Jacob Beckers, namelijk Quireijn Beckers, Peeter Beckers en Vincent Seijssens als man en momber van zijn huisvrouw Anna Beckers, dragen op aan Henrick Berben het erf beschreven in de volgende conditie en ze bevestigen dat ze de helft van de koopsom ontvingen. Henrick Berben is met recht ter gichte gekomen. De verkopers staan garant voor een goede gicht en ze beloven dat ze de bevestiging zullen brengen dat hun moeder haar tocht hiervan heeft afgestaan. Vincent Seyssens zal tevens de bevestiging van zijn vrouw inbrengen.

Op 23 maart 1635 hebben de voorschreven verkopers voor Convents en Van Postel bekend dat ze de hele koopsom ontvingen van Henrick Oeyen de zoon van Henrick Berben.

De conditie.

4 mei 1632 heeft Henrick Berden wonend in Hechtel 2 kavels hooiland of broek gelegen in het Oversel, grenzend Jasper Smits O, Lambrecht Witters W, het klooster van 'Everbeur' N, s'heeren straet Z, van de achtergelaten kinderen van Jacob Beckers, voor wie Quireyn Beckers zich sterk maakt, 'ingeset met uuytroepen der brandender kerssen' voor de som van 625 gulden eens, courant geld en met 20 stuivers voor de gulden. Henrick Berben zal nog voor een kermis geven aan de moeder van de kinderen 7 creuysdaelders met nog 2 karren turf eens op de grond te halen.

Onder deze voorwaarden zette Henrick er nog 10 hogen op, van elk 2 gulden: de ene voor de koper en de andere voor de verkopers; nog 2 schellingen voor een godtspenninck: een voor de kerk van Hechtel en een voor de kerk van Coerssel, lycoop naer landtcoop. Het geld is los en vrij. Voorwaarde is dat de kaars wordt ontstoken op de eerste dag van recht onder de heerlijkheid waar het goed gelegen is. Daarvoor werd aan de koper geschonken voor een 'vromicheyt' 10 gulden eens. Henrick mag als eerste hogen stellen en voor het ontsteken van de kaars mag niemand hogen. De koper moet alle hofrechten betalen. De koopsom moet voor de helft betaald worden op dag van gichten en de andere helft op de verjaardag. Overige condities: zie akte.

Het goed is los en vrij met uitzondering van grondcijns aan de heer en gemene dorpslasten. De verkopers staan garant voor een goede gichte. Getuigen: Lenardt Oyen, Andries Gormans, Jan Convents en Peeter Jans. Attestor fr. Henricus Timmers, pastor Hechtelensis.

De kaars werd ontstoken op 24 mei en Henrick heeft nog 1 hoge gezet, Henrick Oeyen nog 1 meer en bij het uitgaan van de kaars bleef de koop aan hem. Getuigen: Jan Vanden Kerckhoff, Jan Convents, Henrick Beckers e.m.a. Ondertekend door Hendrick Janssens.

 

1632, 27 mei. Blz. 225v

Sr. Franchois de Spriemont, rentmeester van de heren Bogarden van Diest, heeft volgens zijn procuratie en speciaal bevel van 24 april 1631 de panden van Willem Sroijen in Meldelaer gekweten. Het gaat om een beemdje gelegen aan 'de Ghoirstraet'. Gekweten van een rente van 25 stuivers Brabants. De Bogaerden hadden ze verkregen van Aerdt Knoeps. Sr. Franchois is ten volle betaald van kapitaal en verlopen en alle hofrechten. De panden zijn gekweten.

 

1632, 27 mei. Blz. 226

Gijsbrecht Beckers draagt op aan mr. Peeter Aerdts een achtste deel van 'den Swaenroets Bossche' waar het voetpad doorgaat, zoals hij het heeft verkregen van Maria Hoefmans voor 66 gulden 18 stuivers, godtspenninck 1 schellinck, lycoop naer landtcoop. Ghijsbrecht staat garant voor een goede gicht. Mr. Peeter Aerdts is ter gichte gekomen met recht. Betaald.

 

1632, 01 juli. Blz. 234

Loich Stapparts draagt op aan Gielis Pauwels zoon van Reijner een stuk erf onder Schuelen gelegen, genaamd 'de Heijde', grenzend Peeter Stessens 1), heer Jan Vander Eycken 2), Willem Geerts 3), des heeren straet 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op 'Onse L. Vrauwen visitatien dach' en voor het eerst in 1633. Af te leggen met 100 gulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Leycoop 20 stuivers, godtspenninck 1 stuiver. Henrick Pauwels is met recht in de naam van zijn broer ter gichte gekomen. Het geld is gekomen van een rente van 6 gulden jaarlijks die werd afgelegd door Matteeuwis Van Schoonbeeck. Henrick heeft in de naam van zijn broer het pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1632, 01 juli. Blz. 235

Heer Jan Vander Eijcken, die zich sterk maakt voor zijn andere 'metgeringe' en Henrick Van Loven die zich ook sterk maakt voor zijn consorten, dragen op aan Joris Van Eubbel hun deel van de erfgoederen die hen zijn aangestorven na de dood van Elisabeth Luyten weduwe van Henrick Hoetselen. Verkocht voor 200 rinsgulden eens. In afkorting ontvingen de verkopers 100 gulden. De verkopers staan er garant voor dat het goed los en vrij is met uitzondering van grondcijns aan de heer. Joris Van Eubbel is ter gichte gekomen met recht.

Op 21 oktober 1632 voor Mortel, Prels en Swysen hebben heer Jan Vander Eijcken en Henrick Van Loven bekend dat ze uit handen van Joris Van Eubbel de resterende 100 rinsgulden ontvingen. Ze maken zich sterk voor hun consoorten.

 

1632, 21 oktober. Blz. 242v

Voor Jan Prels en Andries Inden Mortel verscheen Steven Put als man en momber van Anna Sraijen, die hiermee instemt zoals uit de akte hierna blijkt. Hij draagt op aan Mattheijs Put een mudde koren jaarlijkse rente die staat aan panden van de huisvrouw van Jan Pauwels in Coorssel. Hiervoor ontving Steven 250 gulden. Matteys Put zoon van Leelen is met recht ter gichte gekomen.

De akte.

Op 20 oktober 1632 verscheen in de stad Beringhen voor de notaris Anna Sraijen wettige huisvrouw van Steven Put, die uit haar eigen vrije wil heeft ingestemd met deze akte in de verkoop van een mudde koren jaarlijkse rente door haar man die staan aan panden van de huisvrouw van Jan Pauwels in Coorsel. Deze rente was aan haar na de dood van Jan Van Hamme toegevallen. Ze stemt ermee in dat de koper Theys Put zoon van Neelen erin gegicht wordt. Opgemaakt in het woonhuis en in presentie van Gielis Vaes en Jan Robyns alias Lenaerdts als getuigen. Ondertekend door Christianus Servatij commissaris van de stad Beringen.

 

1632, 25 november. Blz. 244v

Geert en Marck Wagemans en Jacop Wagemans releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen achter 'den Abeel' en al wat hier nog sorteert. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1632, 09 december. Blz. 250v

Jan Hultermans/Heultermans draagt op aan Valenteyn Claes het 5de deel van 6 halster land in de hof van Valenteyn voorschreven gelegen in Stal aan 'den Valenteyn'. Het geheel stuk grenst Frans Convents W, des heeren straet Z en N en Valenteyn zelf 4). Verkocht voor 180 gulden. Betaald. Het goed is enkel belast met grondcijns aan de heer. Valenteyn Claes is met recht ter gichte gekomen. Heultermans staat garant voor een goede gicht.

 

1632, 09 december. Blz. 250v

Lambrecht Neven, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aerdt Mechelmans, draagt op de helft van een beemd 'opde Laeck' gelegen, genaamd 'het Robijns Broeck', die grenst aan de Laeck 1), de erfgenamen van Godtfroij van Blockhem 2), voor 4 pattacons eens. Betaald. Aerdt De Wilde is met recht ter gichte gekomen.

Procuratie.

Op 9 december 1632 verklaarde Aerdt Mechelmans bij de notaris dat hij transporteert aan Aerdt De Wilde de erfelijkheid van de helft van een beemd gelegen op de Laeck, genaamd 'het Robyns Broeck', dat grenst zoals hiervoor. Hij stemt toe met realisatie voor competente rechters. Betaald. Mechelmans vaardigt Lambrecht Neven, schepen daar, af of iemand anders die de last wil aanvaarden om in zijn afwezigheid gicht en opdracht te doen alsof hij zelf aanwezig was. godtspenninck 1 oort. Opgemaakt binnen de stad Wuest Herck ten huize van de notaris voor getuigen Bartholomeus Tyes en Adriaen Hollanders. Was ondertekend 'quod attestor S. Vaes notarius per copiam sign.'

 

1633, 13 januari. Blz. 254v

Quinten Huveners draagt zijn beemd op gelegen onder Schuelen, die grenst aan 'den Meulen Wech' O, Margriet Huveners 2) en de Laeck 3), als pand en onderpand van een jaarlijkse rente van 7 gulden Brabants aan Paulus Heijligen, molder hier. Ze staan te kwijten met 117 gulden in geld zoals dan hier zal gangbaar zijn en koers hebben en met rente volgens verstrijken van de tijd. Valdag op Driekoningen. godtspenninck 1 stuiver. Quinten staat garant voor een goede gicht en jaarlijkse betaling. Quinten ontving het geld. Paulus Heyligen is met recht ter gichte gekomen met ban en vrede in de rente. Quinten heeft de pontpenningen betaald en Paulus de andere hofrechten voor de helft.

 

1633, 13 januari. Blz. 256

Jan Stevens, met instemming van zijn huisvrouw Cattleyn Ceuppens die aanwezig is en instemt, draagt op aan Peeter Reppels de volgende percelen voor de volgende condities, hierna beschreven. Enkel 'die Beijgarden' zijn Loons en daarom wordt het Loons gedeelte geraamd op 90 gulden. Peeter Van Reppel is ter gichte gekomen. De verkoper ontving zijn geld.

De conditiėn.

Proclamatie waarop Jan Stevens wonend in Oversel als man en momber van zijn huisvrouw Cattleyn Ceuppens goederen zal verkopen die haar vanwege haar moeder Maria Lambrechts zijn aangedeeld. Het gaat om 2 percelen broek gelegen in Lummen tussen de 'groot ende cleyn molen'. Het een heet 'die Beygarden' en het andere is gelegen op 'die Stockbeempden'. De verkoper staat ervoor garant dat de goederen enkel belast zijn met cijns aan de heer. De goederen worden geproclameerd in de kerk van Lummen en ze zullen aan de hoogste bieder verkocht worden; daarna zal de kaars ontstoken worden op de eerste dag van genachten waar degene aan wie de koop was toegeslagen als eerste hogen zal mogen zetten zoveel als hij wenst. Ieder hoge bedraagt 2 gulden: 1 voor de verkoper en 1 voor de koper of hoger. De laatste hoger zal op de dag van gichten de hoofdsom moeten betalen en alle onkosten en hogen. Indien iemand hoogt die de conditie niet kan voldoen, zal de kaars opnieuw ontstoken worden. Hetgeen de koop dan minder opbrengt, zal de falende partij moeten bijleggen met alle onkosten, schade en intrest hiervan. Bij misverstanden regelen de aanwezige personen van de justitie.

Op 7 december 1632 heeft Peeter Van Reppel op de voorgaande condities de twee percelen gezet op 120 gulden Brabants, 2 pattacons voor de huisvrouw van de verkoper voor een 'gratuiteijt' en 30 hogen. Lycoop landtcoop, godtspenninck 3 stuivers, schrijfgeld 29 stuivers. Hiervoor heeft Jan Stevens aan Peeter Van Reppel de koop toegeslagen. Getuigen: Henrick Conincx, Henrick Pudt en Jacob Van Haudt.

Op 9 december 1632, in presentie van mr. Pauwels Vrancken en Hendrick Conincx, heeft Joris Fredrix deze koop verbeterd met 3 hogen. Peeter Van Reppel deed er nog 1 hoge bij in aanwezigheid van Henrick Put en Henrick Conincx. Was ondertekend G. Fredrici notaris.

Op 13 januari 1632 werd de kaars ontstoken en gebannen en de koop bleef aan Peeter Reppels.

 

1633, 03 maart. Blz. 262

Heuijbrecht Van Hamel releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn broer Jan Van Hamel: een beemd onder Coorssel gelegen, genaamd 'den Buijten Beempt'. Heuijbrecht is ter gichte gekomen.

 

1633, 17 maart. Blz. 267

Geerdt Wagemans van Schuelen draagt op een stuk land in Schuelen gelegen, grenzend Henrick Van Loven 1), Aerdt Stapparts 2), Quinten Huveners 3); nog een rente van 3 gulden jaarlijks zoals hij trekt op panden van Jan Van Loven in Schuelen gelegen. Opgedragen als pand en onderpand van 6 gulden jaarlijks die te kwijten zijn met 100 gulden eens en met rente volgens de tijd. Valdag half maart. Opgedragen aan Paulus Heyligen, onze molder, die aanwezig is en accepteert. Paulus Heylighen is in de 6 gulden jaarlijks ter gichte gekomen met recht. Geerdt betaalt de pontpenningen en Paulus de andere hofrechten.

 

1633, 17 maart. Blz. 268

Aerdt Stapparts van Schuelen, omwille van de volgende procuratie, heeft opgedragen 7 gulden jaarlijks met gelofte en onder conditie zoals vermeld in de procuratie. Onze meier mr. Willem Neven is in de naam van onze heer ter gichte gekomen.

Op 14 januari 1644 is deze rente gekweten door Taelmans rentmeester van de heer zoals in het register dan is te zien.

De procuratie.

Op 12 maart 1633 verscheen voor de pastoor van Schuelen Peeter Stessens met zijn huisvrouw Aleth Coenens en ze hebben samen opgedragen en bekend een rente vana 7 gulden jaarlijks die te kwijten is met 140 gulden in geld zoals in de tijd van de kwijting gangbaar zal zijn en koers heeft en met rente volgens de tijd. Opgedragen aan graaf Ernest vander Marck, onze heer, omwille van een akkoord dat is aangegaan tussen de meier en de opdrager over het recht 'vanden brandt' die onze heer toebehoort ten opzichte van de neerslag gedaan door de zoon van de opdrager, Henrick Stessens van Schuelen. Peeter bevestigt deze op hun Loonse goederen onder Lummen sorterend, namelijk op 'het Hooghe Hoeffken' en 'de Hamel Heij'. Omdat deze opdracht gebeurt omwille van hun zoon, willen de ouders dat na hun dood zijn dochter Maria Stessens huisvrouw van Aerdt Stapparts uit hun achtergelaten goederen ook zoveel zal vooruit hebben als nu hun zoon Henrick geniet. Mocht later blijken dat de heer zijn geld wil in de plaats van een rente, dan zullen de opdragers deze moeten opbrengen en Aerdt Stapparts maakt zich ervoor sterk in dat geval. De opdragers vaardigen Aerdt Stapparts af om deze opdracht te doen in hun naam. Ze zullen akkoord gaan met hetgeen hij in hun naam doet. Getuigen Henrick Everaerdts en Jan Neven. Attestor Arnoldus Scherpenberch 'presbiter vicarius' in Schuelen.

 

1633, 08 april. Blz. 276

Henrick Cuenen, als man en momber van zijn huisvrouw Anna Cuppens die vooraf instemde, heeft voor Jan Van Postel en Henrick Convents het erf in de volgende conditie beschreven opgedragen aan koper Lambert Corselius. Die werd erin gegicht naar recht. Henrick ontving de hele koopsom.

De conditie.

Proclamatoriale conditien waar onder Henrick Cuenen als man en momber van zijn huisvrouw Anna Cuppens zal met hogen en uitgang van de brandende kaars een stuk vrij broek verkopen te 'Voortken in Langeneycken' onder Coorssel gelegen. Het grenst 1) Peeter Wynen, 2) Jan Wynen, 3) en 4) Jan Steeuwis erfgenamen. De voorwaarden kunnen gelezen worden in de originele bladzijden indien interesse.

Het erf is niet belast boven de jaarlijkse schattingen en grondcijns aan de heer 7 oort.

Op 11 december 1632 zette Andries Op heij volgens de voorschreven voorwaarden er 675 gulden Brabants op, godtspenninck uit de lycoop naer landtcoop voor het orgel van Beringhen 1 pattacon, lycoop naer landtcoop, schrijfgeld 3 gulden, voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper 2 pattacons. Alles te betalen op de gichte. Gedaan binnen Beringhen in het woonhuis van de schrijver Christianus Servaty commissaris van de stad Beringhen, in presentie van Michiel Briers, Mattheys Vanden Hove en Mertten Kenens, getuigen.

Op dezelfde dag zette koper Andries Op Heij nog 10 hogen van 2 gulden per hoge, te verdelen tussen verkoper en hoger. Getuigen heer Geerdt Clops en Govaerdt Swinnen.

Michiel Briers der Jonghe verbeterde met 2 hogen. Getuigen: Govardt Swinnen en Adriaen Engelen. Met bijkomende getuige Dierick Tielens deed Andries Op Heij nog 1 hoge erbij.

Op 19 december 1632 heeft Lambert Corselius, scholtus in Beringhen, deze koop nog verhoogd met 29 hogen. Opgemaakt binnen Beringhen in presentie van Dioneijs Stalmans en Niclaes Loots, getuigen.

Op 20 december heeft Rutgerus Windelen nog verhoogd met 1 hoge. Getuigen: Coenraerdt Gaethoffs en Jan Reijnders.

Daarop zette de voorschreven scholtus nog 5 hogen extra in het woonhuis van mr. Paulus Vrancken binnen Beringhen. Zelfde getuigen. Was ondertekend Servatij commissaris.

Op 28 januari 1633 voor Convents en Van Postel werd, na voorlezen van de condities, de kaars ontstoken en gebannen en bij het uitgaan ervan bleef het broek aan Lambrecht Corselius, scholtus in Beringhen.

 

1633, 19 april. Blz. 278

Voor Prels en Swysen binnen de stad Hasselt, als schepenen van de Loonse justitie van Lummen buiten, heeft Robert Van Elsrack borgemeester van de stad Hasselt opgedragen aan mr. Willem Neven meier in Lummen ten Loons recht voorgenoemd een perceel heide gelegen in Schuelen. Het grenst Wouter Van Swartenbroeck 1), sheeren straet 2), Agatha Stapparts 3) en Jan Van Ham 4). Verkocht voor 100 gulden eens. Betaald. Het goed is enkel belast met grondcijns. godtspenninck 1 blaumuijser, lycoop naer landtcoop. Mr. Willem Neven is in de voorschreven heide gegicht en gegoed met recht.

 

1633, 19 april. Blz. 278v

Robert Van Elsrack voorschreven draagt op aan Jan Corthoudts van Schuelen een half boender bos 'op den Stap' gelegen onder Schuelen, dat grenst aan mr. Willem Neven 1), Henrick Brosius 2), Lodewijck Gathis kinderen 3). Verkocht voor 40 rinsgulden eens. Het is enkel met grondcijns belast. Lycoop naer landtcoop, godtspenninck 1,5 stuivers. Jan Corthouts is in het perceel gegicht en gegoed met ban en vrede. Robert ontving zijn geld.

Op 29 oktober 1633 heeft Jan Corthouts aan mr. Willem Neven de naderschap van deze koop bekend. Hij kreeg zijn geld terug.

 

1633, 21 april. Blz. 279

Jan Van Postel, schepen van deze justitie, brengt aan dat voor hem en voor zijn confčre Henric Convents op 19 april 1633 heer Peeter Van Haudt verscheen. Hij handelde voor zichzelf en voor zijn zuster Maria Van Haudt, voor wie hij zich sterk maakt. Hij droeg op aan Jan Pauwels het derdedeel van een erf beschreven in de onderstaande conditie. Tevens droeg dezelfde toen op 20 april op een ander derdedeel van dit erf zoals hierna geregistreerd. Schepen Henrick Convents zal daar zijn relaas van geven. Jan Pauwels is in de twee derdedelen gegicht en gegoed met recht.

De conditie.

12 april 1633 liet Herman Meyssens als man en momber van zijn huisvrouw Jan Van Haudt, die zich tevens sterk maakt voor de erfgenamen van Pauls Van Haudt, optekenen dat ze wilden verkopen met proclamatie en uitgang van de brandende kaars aan de hoogste bieder een stuk broek genaamd 'den Dieren Coop'. Dit grenst Henrick Reynders 1), Peeter Smets 2) en 3) en sheeren aert 4). Dit broek is belast met 1 daelder jaarlijks aan de H. Geest van Coorssel en met grondcijns aan de heer. Boven de lasten bood Henrick Reynders 275 gulden Brabants eens: de helft betalen op de gicht en de rest op de dag van verjaren. Voor een kermis aan de jongste dochter van Jan Van Haudt 1 pattacon. Voor zijn 'vromicheijt' zal de koper voor een palmslag 1 pattacon hebben. Koper moet alle onkosten betalen waaronder voor goidtspenninck 1 schellinck aan de kerk van Coorssel. Hogen van 2 gulden per hoge: half voor de verkoper en half voor de koper. Verdere voorwaarden te lezen in de akte indien interesse. Getuigen heer Jan Vanden Put en Peeter Smets.

Henrick Reynders hoogde 23 hogen; Peeter Smets nog 1; Henrick Reijners nog 1 hoge. Was ondertekend Christianus Nicolai notaris.

De kaars werd ontstoken voor de Loonse justitie op 19 april 1633. Jan Pauls hoogde twee hogen en daarop ging de kaars uit.

Had Meyssens hierin het resterende derde deel?

 

1633, 21 april. Blz. 281

Geert Wagemans draagt op aan Aerdt Cuepers de helft van huis en hof in Schuelen 'opt Schuermans Eynde' gelegen. De hof is 2,5 vaten land groot. Het goed grenst des heeren straet O, Quinten Hueveners 2), Willem Van Swartenbroec erfgenamen N; nog een half boender land in Schuelen gelegen 'opt Donderevelt', grenzend Jan Swinnen 1), Jan Christiaens erfgenamen 2), Jan Coenens 3). Deze worden opgedragen als pand voor een rente van 6 gulden jaarlijks. Valdag op datum van gichten. Te kwijten met 100 rinsgulden in specie van creuysdaelders en met rente naar tijdsgelang. godtspenninck 3 stuivers. Aerdt Cuepers is met recht ter gichte gekomen. Deze rente heeft Aerdt verkregen tijdens zijn tweede huwelijk met Catharina Van Cosen. Geerdt heeft pondtgelt en hofrechten betaald.

 

1633, 21 april. Blz. 281

Marck Wagemans draagt op aan Aerdt Cuepers de wederhelft van huis en hof in Schuelen opt Schuermans Eijnde, waarvan de hof ook 2,5 vaten land groot is. Het grenst des heeren straet, 'die Nieuwe Stege', Lenardt Van Swartenbroeck en de erfgenamen - 4). Draagt nog op een bloeck 'opde Stap' gelegen, die grenst aan Jan Corthouts 1), Henrick Becken 2), Geert Cox 3) en Jacob Wagemans 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen met 100 rinsgulden in stukken van pattacons. Goidtspenninck 2 stuivers. Aerdt Cuepers is met recht ter gichte gekomen. Merck heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1633, 21 april. Blz. 281v

Frans Wouters draagt op aan Willem Geerts alias Corselius zijn tocht van een moeshof aan St.-Jorisschans gelegen, zoals hieronder beschreven is. Willem Geerts alias Corselius is hiermee tot tocht en erf gekomen.

Vervolgens draagt Willem Geerts alias Corselius op aan Frans Wouters de voorschreven moeshof, een halve veerdelinck land groot ongeveer, zoals die vlakbij de St Joris schansse in Schuelen ligt. Verkocht voor 7 pattacons eens. Betaald. Voorwaarde is dat indien de hof vernaderd wordt, dat Frans zijn tocht dan daaraan zal behouden zolang hij leeft. Frans is tot de gichte gekomen.

 

1633, 12 mei. Blz. 284v

Lodeweyck Stappaerts draagt op aan Aerdt Cuepers en Catharina Van Cosen, echtpaar, huis en hof in Schuelen gelegen. Het goed grenst Dierick Palmaerts erfgenamen 1), Jacob Smeets 2), sheeren straet 3). Daarbij draagt hij nog een stuk land op van 3 vaten dat ook in Schuelen is gelegen. Het grenst de erfgenamen van Willem Geerts 1), Peeter Stessens 2), heer Jan Vander Eijcken 3). Lodeweijck draagt ze op als pand en onderpand voor 4 gulden 10 stuivers jaarlijks. Hij heeft er 75 gulden voor ontvangen in specie van creuysdaelders. Te kwijten met gelijk geld en met rente volgens verloop van de tijd. godtspenninck 2 stuivers. Valdag op 12 mei. Aerdt Cuepers en zijn huisvrouw zijn ter gichte gekomen met ban en vrede volgens de stijl van de bank. Lodewyck betaalt alle hofrechten en pontpenningen.

 

1633, 12 mei. Blz. 285

Peeter Stessens van Schuelen draagt op huis en hof van 3 vaten zaaiens groot in Schuelen gelegen met nog een sille daaraan gelegen in de Neerstraet. Het goed grenst des heeren straet Z, Geertruydt Polmans O, Cornelis Cuepers N, Jan Swinnen 4); nog 10 vaten land in Schuelen op de Stap gelegen, die grenzen aan Jan Swinnen 1) en 2), Carel Palmarts 3), Matteeuwis Windtmolders kinderen 4). Deze goederen werden opgedragen als pand voor 33 rinsgulden jaarlijks met valdag jaarlijks op datum van gichten aan Jan Van Ranst. De rente kan in twee keer afgelegd worden met 300 rinsgulden per keer in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met volle 'cheijns' (rente). godtspenninck 2 stuivers. Jan Van Ranst is met recht ter gichte gekomen. Peeter staat garant voor een goede gicht. Jan betaalde de pontpenninghen en Peeter de hofrechten.

 

1633, 12 mei. Blz. 285v

Scheiding en deling door de erfgenamen van Jan Bremers, namelijk Mattees Van Schoonbeeck die recht heeft verkregen van Peeter Bremers zoon van Jan 1) en Philips Robijns die het recht heeft verkregen van Jan en Aerdt Bremers 2) en Dinghen Bremers voor haarzelf.

Aan Mattees Van Schoonbeeck is gevallen huis en hof 'opt Schuermans Eijnde' gelegen, zover als 'die ceurtte voere gaet op een strunck eijck'. Het grenst des heeren straet aan 2 zijden, Catlyn Palmarts 3); nog een half silleke broek, dat grenst aan 'die Crekels Laeck' 1), de heren van Everbeur 2). Deze deling is belast aan Jan Corthouts met 5 rinsgulden en met 10 stuivers jaarlijks aan Dinghen Bremers en met brandt schettinghe.

De tweede kavel is aan Philips Robyns gevallen: een hof in de Neerstraet gelegen, die grenst aan Geerdt Cocx 1), Jan Vanden Lare 2) en des heeren straet. Belast met 5 gulden jaarlijks aan de erfgenamen van Jan Swinnen; nog met 3 gulden 3 stuivers jaarlijks aan Mattees Van Schoonbeeck en met de brandschettinghe.

Voor de derde kavel is aan Dinghen Bremers gevallen 2 stukjes land 'opt Schuermans Eynde' gelegen. Het ene is genaamd 'het Bosken' en het ander 'die Langhe Streep', die grenzen aan Mattees Van Schoonbeeck, des heeren straet en de erfgenamen van Heuybrecht Vaes. Belast met 28 stuivers aan Heuybrecht Vaes erfgenamen, aan de zusters van Hasselt 16 stuivers jaarlijks, aan Jan Minten 20 stuivers en met cijns aan de heer.

De partijen doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling met recht. Alle geschillen die er betreffende deze deling zouden kunnen komen, zullen ze samen dragen en ook alle verzwegen lasten. Daarvoor verbindt ieder zijn portie.

 

1633, 07 juli. Blz. 289

St.-Arnould de Spriemont, als geconstitueerde van joufr. Catharina van Arnhem, releveert en daarna draagt op aan Peeter Tielens de goederen hierna beschreven. Hij ontving de vernoemde koopsom op datum van gichten. Peeter Tielens is met recht ter gichte gekomen.

De akte en constitutie.

Op 25 juni 1633 verscheen joufr. Catharina van Arnhem voor de notaris en ze heeft met advies van haar zwager sr. Arnould de Spriemondt verkocht aan Peeter Tielens van Schuelen een heide van een boender groot ongeveer, die grenst aan Jan Corthouts, Henrick Lauers, Peeter Tielens en Wouter Van Swartenbroeck. Verkocht voor 300 gulden Brabants eens. Op datum van gichte 100 gulden Brabants geven en voor de resterende 200 gulden zal Peeter 10 gulden Brabants jaarlijks blijven gelden. Die staan te kwijten met 100 gulden per keer. Als hij rente wil blijven geven, moet hij aan dit pand en aan onderpanden de rente bekennen. Valdag op datum van gichten. Indien dit goed vernaderd wordt, zal Peeter intrest hebben tegen 6% voor zijn uitgegeven geld. Peeter moet lycoop naer landtcoop betalen, godtspenninck 3 stuivers en alle andere onkosten zonder uitzondering. Uit de lijcoop zullen 2 gulden pattacons worden gegeven aan joufr. Maria van Arnhem, de huisvrouw van de Spriemont voorschreven en 1 aan zijn zoon Laureijns, 'de peteren' van de verkoopster. De overschot zal verbruikt worden zoals koper en verkoper wensen. Peeter de Spriemont zal alle sunckbomen en ander hout mogen afhouwen die op dit goed staan. Dat werd hem door zijn schoonzuster geschonken en de koper ging hiermee akkoord. Het verkocht goed is vrij van lasten op grondcijns na. Mocht joufr. Catharina niet voor het recht kunnen verschijnen om deze gichte te doen, daarvoor constitueert ze haar zwager de Spriemont om dat in haar naam te regelen. en ook de gicht van de 10 gulden jaarlijks te ontvangen. Opgemaakt in het woonhuis van sr. Arnould de Sprimont, lieutenant drossaert in het 'quartier' van Beringhen en scholtet in Herck. Getuigen: sr. Francois de Spriemont en Niclaes Herrue. Getekend: attestor Joannes Alenus notaris.

 

1633, 07 juli. Blz. 290

Peeter Tielens draagt op aan joufr. Catharina van Arnhem het voorschreven goed als pand voor 10 rinsgulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Te kwijten met 200 rinsgulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de verstreken tijd. Sr. Arnould de Spriemont is in naam van Catharina met recht ter gichte gekomen.

 

1633, 13 juli. Blz. 290v

Margriet Custers met haar man en momber Jan Van Ham draagt op haar tocht van huis en hof en land zoals het gelegen is 'op de Stap' in Schuelen. Het goed grenst sheeren straet, Willem Neven, de erfgenamen van Henrick Vander Eijcken, de erfgenamen van Frans Stappaerts, opgedragen aan haar kinderen Aerdt Pelsers en Jan Pelsers Jan en Aerdt zijn erin gegicht en gegoed met recht.

Nu tocht en erfdom samen zijn, draagt Aerdt Pelsers op met Jan Van Ham, die zich sterk maakt voor Aerdts broer Jan Pelsers, het huisje met de schuur en het land voorschreven daaraan gelegen in Schuelen aan mr. Willem Neven voor 20 gulden Brabants jaarlijks. De lasten hieraan: 9 gulden jaarlijks aan de Augustijnen van Diest, die af te leggen zijn met 180 gulden Luiks geld. Er blijven nog 11 gulden Brabants jaarlijks te betalen, die zullen vallen op O.-L.-Vrouwendag half oogst en voor het eerst in 1634. Te kwijten tegen den penninck twintich (5%) in dan gangbaar geld, boven de grondcijns die niet in mindering komt, lycoop 20 gulden naer landtcoop waarvan de helft te verdelen is tussen koper en verkoper en de rest verteerd, godtspenninck 6 stuivers en 4 pattacons voor een kermis voor Aerdt. Voorwaarde is dat Willem Neven dadelijk in de huur en gerechtigheid zal staan zoals Jan Van Ham het heeft verhuurd aan Jan Gijsens en waarvan de huur half maart eerstkomend valt aan de koper. Daarom moet hij ook de last aan de Augustijnen betalen die vallen op Sint-Andries. Daar boven zal hij nog betalen aan Jan Van Ham als momber van zijn huisvrouw de som van 6 gulden Brabants eens. De koper moet de last van 9 gulden binnen het jaar afleggen en aan de verkopers garantie stellen voor een goede gichte. Mr. Willem Neven is met recht ter gichte gekomen. Aerdt, die zich sterk maakt zoals voor, heeft zijn moeder weer in haar tocht van de 11 gulden gesteld. De koper neemt het pontgelt en alle hofrechten op zich.

 

Op 5 oktober 1633 voor Prels en Swijsen verschenen mr. Willem Neven en Jan van Ham. Ze hebben expresselijk in de bovenstaande opdracht geconditioneerd dat de 11 gulden jaarlijks die de koper zal blijven gelden moeten gehypothekeerd worden op vaste panden onder Herck gelegen. Dat is gebeurd en daarom zal het pand onder Schuelen hiervan gekweten zijn. Op 29 november 1634 heeft Aerdt Pelsers ingestemd met deze verkoop met afstand van alle rechts beneficien.

 

1633, 14 juli. Blz. 291v

Aerdt Struyvens cum suis als erfgenamen van Jan Struyvens zaliger kwijt de panden van de erfgenamen van Jan Beckers zaliger, 'gheprocreert' (verwekt) bij Maria Van Haudt, van een rente van 5 gulden jaarlijks zoals hij die met de zijnen trok op panden van Jan Beckers voorschreven. Het kapitaal was 100 gulden, waarvan Jan Beckers erfgenamen gekweten worden met de verlopen. Heer Peeter Van Haudt heeft dit geld voor de kinderen van zijn zuster voorgeschoten op voorwaarde dat indien hij in de toekomst het geld nodig heeft, dat hij dat mag terugeisen. Van het kapitaal met de 5 gulden intrest moeten de mombers met hun medegeringen 26 gulden 5 stuivers uitzetten voor de onmondige kinderen van het echtpaar Jan Jans en Geertruijdt Struijvens, beiden zaliger.

 

1633, 05 september. Blz. 292

Servaes Coemans verklaart dat hij verkocht heeft huis en hof gelegen in Rummen in 'de Biesemstraet', omtrent een boender groot, grenzend 'den Heyrwech', sheeren straet en Engel Maris, met instemming van zijn zoon Jan Coemans, die aanwezig is en dit bevestigt. Hij maakt zich sterk voor zijn mede-erfgenamen. Verkocht aan Jan Pouls voor 11 gulden Brabants jaarlijks boven alle uitgaande lasten. Af te leggen met 200 gulden, zoals het zal gepasseerd worden voor competente rechters in Rummen. In voldoening van deze koop draagt Jan Pouls een stuk erf op in Schuelen gelegen, genaamd 'die Heyde', 6 halsters zaaiens groot. Het grenst Carel Palmaerts 1), Aerdt Roosen(?) 2), Henrick Stessens 3), als pand voor 6 gulden Brabants jaarlijks. Jan Pouls zal die mogen afleggen met 100 gulden Brabants eens in geld zoals dan zal gangbaar zijn. In Rummen blijft nog 5 gulden Brabants jaarlijks op het pand. Valdag half maart en voor het eerst in 1635.

 

1633, 29 oktober. Blz. 293

Voor mr. Lambrecht Neven en Swijsen verscheen Quinten Huveners die heeft opgedragen de helft van een 'steghe' op de Stap in Schuelen gelegen die grenst aan het erf van de verkoper, genaamd 'Gintens Bleucxken', grenzend de voorschreven steghe 1), Govaerdt Vanden Brouck 2) en Niclaes - 3). Verkocht voor 4 gulden 7 stuivers, godtspenninck 1 blanck, aan onze gerechtsdienaar Lambrecht Schranden. Lambrecht werd in de helft van de steghe gegicht en gegoed.

 

1633, 17 november. Blz. 294

Maria Vander Eycken met haar geleverde momber voor deze akte Andries Inden Mortel, draagt op aan haar zoon Frans Stappaerts haar tocht van zijn kindsgedeelte dat hem na haar dood zou aankomen, de erfelijkheid ervan is aan hem verstorven na de dood van Lenaerdt Vander Eijcken. Het betreft haar tocht van 3 sillen broek 'op de Crieckels Laeck', genaamd 'den Beijnens Beempt', die grenzen aan 'die Crieckels Laeck' 1), Jan Beynens 2), het gemijn broek 3); nog haar tocht van 9 gulden jaarlijks die staan aan panden van Melchior Van Schoonbeeck in Schuelen en verder van al de goederen van Frans' kindsgedeelte. Frans is tot tocht en erfdom gekomen.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Frans voorschreven opgedragen de voorschreven percelen en verder zijn heel kindsdeel aan hem vervallen na de dood van Lenaerdt Vander Eijcken aan Aerdt Cuepers en zijn huisvrouw Catharina Van Cosen als pand voor 9 gulden jaarlijks met valdag op datm van gichten. Te kwijten met 150 gulden (de gulden aan 20 stuivers Brabants) en met rente volgens de tijd, godtspenninck 2 stuivers. Geld wordt gegeven in stukken van cruijsdaelders. Aerdt Cuepers is met recht ter gichte gekomen. Frans heeft zijn moeder weer in haar tocht gesteld. Frans heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1633, 15 december. Blz. 296v

Peeter Smolders als man en momber van Truyke Cannarts en met haar instemming, draagt op aan Jan Corthouts een bosje in Schuelen aan 'den Abeel' gelegen, grenzend de weduwe Palmaerts 1), de erfgenamen van joncker Jan Van Gelmen 2), Willem Geerts 3), voor 66 rinsgulden eens. Betaald. godtspenninck 3 stuivers, lycoop naer landtcoop. Het goed is onbelast. Jan Corthoudts is met recht ter gichte gekomen.

Op 9 februari 1534 heeft Jan Corthouts aan Jacob Van Haren de naderschap bekend van dit goed. Hij kreeg zijn uitgegeven geld terug. Jacob is met recht ter gichte gekomen.

 

1633, 22 december. Blz. 297v

Henrick Beecken man en momber van zijn huisvrouw Barbara De Win, die hij belooft hier in te brengen om in te stemmen, heeft opgedragen een stukje land genaamd 'die Schomme', 6 vaten land groot in Schuelen gelegen, grenzend de erfgenamen van Wouter Taelmans 1), Jan Minten 2), als pand voor 6 gulden jaarlijks aan de H. Geest in Lummen. Op 20 december hebben ze voor meier en laten van het Hoff van Wauwenroije onderpand gesteld. Valdag op 'nativitatis Domini' en voor het eerst op Kerstmis 1634. Te kwijten met 100 gulden in geld zoals in de tijd van de kwijting zal koers en gang hebben en met rente 'naer teijts ghelanck'. Henrick ontving het geld van Niclaes Teys van het slot van zijn rekening. De H. Geest is in de voorgenoemde 6 gulden jaarlijks gegicht en gegoed voor zover het hier sorteert. Henrick constitueert Swijsen en Prels om voor de Loonse justitie van Lummen de opdracht te doen realiseren en registreren uit het register van de laeten en de kopie in handen van Vanden Berghe te stellen als procureur 'postulerende' (optreden) voor de voorschreven Loonse schepenen. 5 gulden pontgelt en andere hofrechten.

De vernoemde kopie.

Kopije uit het gichtregister van de heren meier en laten van het hoff van Wauwenroye.

20.12.1633. Voor dit hof onder Schuelen gelegen verscheen Henrick Beecken als man en momber van zijn huisvrouw Barbara de Winne, die aanwezig is en instemt. Hij heeft opgedragen een sille land gelegen in Wauwenroye, grenzend 'dat Dornicx Velt' 1), Jan Menten 2), mr. Wauter Taelmans erfgenamen 3) en Henrick Vaes erfgenamen 4), aan de H. Geest van Lummen als onderpand voor 6 gulden jaarlijks. De H. Geest is in het perceel land als onderpand gegicht. Was ondertekend J. Sprimont secretaris.

Op 9 januari 1634 heeft Barbara de Winne ingestemd met de bovenstaande gichte .

 

1634, 13 januari. Blz. 302

Voor Henrick Convents en Jan Van Postel kwamen Peeter Feykens en Leysken Droomers in aanwezigheid van haar zoon Geijsen Tielen en Christiaen Claes in de naam van Matteys Eeckens, volgens de hierna volgende procuratie, en ze hebben met instemming van Maria Droomers de huisvrouw van Matteys gereleveerd en daarna opgedragen een rente van 7 gulden jaarlijks die staat aan panden in Lummen van de erfgenamen van mr. Jan Neven. Deze rente is aan de verkopers toegevallen na de dood van hun broer Henrick Droomers. Verkocht voor 116 gulden 10 stuivers aan Bartholomees Moens, lycoop 2 gulden 8 stuivers, godtspenninck 1 blaumuyser. Bartholomees werd in deze rente gegicht en gegoed met ban en vrede. De verkopers ontvingen hun geld en Bartholomees heeft de pontpenningen betaald.

De procuratie.

12 januari 1634 verscheen bij de notaris Matteys Eeckens die afvaardigt en volle macht geeft met deze akte aan Christiaen Claes om in zijn naam op te dragen een gedeelte 'int Kyffvinne' gelegen met nog een erfrente van 7 gulden jaarlijks die staan aan panden in Lummen. Ze zijn hem na de dood van Henrick Droomers verstorven. Opdragen aan Valentyn Joris en Bertel Moens respectievelijk als kopers. Hij ontving zijn aandeel van het geld. Getuigen: Jaspar Creuijs borgemeester en Geys Tielen. Ondertekend door de eigen hand van Matteijs met 'This Eeckens' en door notaris P. Baten, hiertoe verzocht.

Op 21 juni 1635 heeft Bertholomees Moons aan mr. Willem Neven in de naam van de weduwe van mr. Jan Neven de naderschap bekend van deze koop. Bartholomees ontving 137 gulden. Mr. Willem Neven is in de naam van zijn moeder voorschreven ter gichte gekomen. Hij verklaart dat zijn moeder door hem, die volmacht heeft, daarvoor geld heeft gehaald in haar weduwlijke staat op 'den Hase', die ze voor die rente verbindt.

 

1634, 13 januari. Blz. 302v

Voor Henrick Convents en Jan Van Postel verschenen Peeter Feijckens en Lijske Droomers in aanwezigheid van haar zoon Gijs Tielen en Christiaen Claes als gevolmachtigde van Matteys Eeckens, volgens de bovenstaande procuratie en met instemming van Maria Droomers de huisvrouw van Matteys. Ze hebben gereleveerd en daarna dragen op een halve beemd in Oversel gelegen onder Coorsel, genaamd 'het Coeyvelt', dat grenst aan Jeronimus Peetenders O, Henrick Wellens W, de gemeijne aerdt Z, 'die Maelbeeck' N. Deze beemd is hen aangestorven vanwege hun broer Henrick Droomers. Verkocht voor 137 gulden aan Valentijn Joiris, leycoop 1 pattacons, godtspenninck 15 stuivers. Voor het schrijven van de conditie 1 schellinck. Valentijn Joiris is in deze beemd gegicht met ban en vrede. Koopsom werd betaald en Joiris heeft het pontgelt betaald.

De conditie van 2 januari 1634.

Peeter Droomers alias 'den brauwer'; Matteys Eeckens als man en momber van Maria Droomers; Jan Droomers en Geys Tiellen respectievelijk kinderen van hun moeder Leijske Droomers voor wie ze zich sterk maken 1) en Valentijn Joiris 2). Ze verklaren dat ze verkocht hebben de helft van een stuk broek dat hen samen is aangestorven na de dood van Henrick Droomers en zijn huisvrouw zaliger in 'de Keijffvinnen' gelegen. Verkocht voor 137 gulden eens, te betalen op dag van gichten. De koper mag het schaarhout zelf gebruiken met de 'torven' die op hun deel staan. Godtsgelt 1 oirt reijcxdaelders, schrijfgeld 1 schellinck en 1 pattacons voor lycoop. Getuigen: Frans Wouters en Vaes Streuffens alias Beckers. Was ondertekend Aerdt Balen daartoe verzocht.

 

1634, 13 januari. Blz. 303v

Voor Henrick Convents en Jan Van Postel verschenen Peeter Melis, Jacob Melis, Valenteyn Joris en ze hebben de wederhelft van de voorschreven beemd gereleveerd, met grenzen zoals hiervoor. Deze beemd is hen aangestorven vanwege hun moeder Elisabeth Gabriels.

 

1634, 24 januari. Blz. 304

Op 1 oktober 1633 verscheen voor Henrick Convents en Jan Van Postel Lambrecht Witters die opdraagt een beemd gelegen onder Coorsel in Oversel, genaamd 'het Coeyvel', dat grenst aan Jan Huveners W, Peeter Witters O, de gemeynen aerdt Z, 'die Maelbeeck' N, voor 425 gulden, 2 dobbel ducaten voor een liefenis voor de huisvrouw van de verkoper. Verkocht aan Lenaerdt Oeijen. Het goed is los en vrij van lasten op de grondcijns aan de heer na. Lycoop 15 gulden, godtspenninck 2 schellingen.

De mombers zijn voor de erfgenamen van Lenaerdt Oeijen, namelijk Henrick Oeyen en Jan Bastens den Jonghen, op 24 januari 1634 in deze beemd gegicht en gegoed. De mombers betaalden het pontgelt.

In 1635 op 23 maart heeft Lambrecht Witters aan Jan Bastens de Jonghe en Henrick Oeyen als mombers van de erfgenamen van Lenaerdt Oijen de koopsom gekweten. Hij is ten volle voldaan en staat garant voor een goede gicht. Voor Convents en Van Postel gebeurd.

 

1634, 24 januari. Blz. 307v

De kinderen van Henrick Sweijns junioris en de kinderen van Elisabeth Swyns releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun grootvader Henrick Swyns: een stuk broek onder Schuelen, genaamd 'den Graesbeempt'; nog 'de Laeck Beempden' en verder al hetgeen hier sorteert. Peeter Vande Linden en Jan Swyns zijn in de naam van de voorschreven kinderen met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 03 maart. Blz. 317v

Voor Lambrecht Neven en Swijsen verscheen Peeter Stessens van Schuelen, die heeft afstand gedaan en getransporteerd mits deze akte zijn tocht van 6 gulden jaarlijks die te kwijten staat met 100 gulden. Ze zijn gehypothekeerd op panden van Jan Pontmans en gelegen 'op den Stap', zoals beschreven in de gichte. Daarbij zijn 3 jaren verlopen van de rente die half maart eerstkomend zal vallen. Opgedragen aan zijn zoon Henrick die aanwezig is en accepteert; Hij vaardigt zijn zoon Henrick af om dit wettelijk te regelen. Henrick is in de tocht van de rente en de 3 jaren verloop gegicht en gekleed met recht. Is in hoede gekeerd.

1634, 02 maart. Blz. 317v

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Henrick Stessens voorschreven deze rente met de verlopen opgedragen aan onze genadige heer in voldoening van de compositie (een schikking tot afkoop van eene straf of verplichting) .die hij onlangs heeft aangegaan met onze meier mr. Willem Neven over de neerslag van een jaar geleden die hij heeft begaan binnen Herck, land van Luyck, van de persoon van Franck Mieuwis alias Goetchiers. Hij heeft zich voordien 'ghesoent' met de familie van Vranck zoals uit deze registers blijkt. Mr. Willem Neven is in de naam van onze Heer in de rente met de verlopen gegicht en gegoed met ban en vrede. Was ondertekend Swijsen en Lambert Neven.

 

1634, 09 maart. Blz. 318

Voor Henrick Convents en Jan Van Postel draagt Jan Stockmans op aan Peeter Smeets een stuk land beschreven in de onderstaande conditie proclamatoriael op alle voorwaarden die er daar gesteld zijn. Peeter is in het land gegicht en gegoed met ban en vrede. Jan Stockmans bekent dat hij zijn geld ontving. Peeter betaalt het pontgelt met alle hofrechten.

De conditie.

Op 4 februari 1634 verscheen voor de notaris en getuigen Jan Stockmans, die met proclamatie en uitbranden van de kaars zal verkopen aan de hoogste bieder een stuk land aan 'die Schrick Heijde' gelegen, grenzend de erfgenamen van Peeter Vrancken zaliger 1), de erfgenamen van Merten der Wever 2) en Peeter Smeets zoon van Peeter en sheeren straet 3) en 4). Het goed is enkel met grondcijns aan de heer belast, een halve stuiver, en de gemeentelasten zijn geschat op 1 stuiver in ieder honderd. Peeter Smeets zoon van Jan heeft geboden 225 gulden Brabants eens en 3 pattacons voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper. Voor zijn 'vromicheijt' zal de koper als palmslag 3 pattacons genieten. Hierop zal iedereen mogen hogen met hogen van 2 gulden: 1 tot profijt van de verkoper en de andere voor de koper. Overige voorwaarden, zie de originele akte.

Goidts gelt 1 blaumuyser voor de kerk en lycoop naer landtcoop, schrijfgeld een halve pattacon en verder alle andere kosten zoals pontgelt en hofrechten zijn tot last van de koper. De koper moet op datum van gichten betalen en indien hij afgehoogd wordt, zal hij intrest krijgen voor zijn uitgegeven geld. Behalve de voorschreven koper mag niemand hogen tot het branden van de kaars. Opgemaakt in presentie van de getuigen Jan Van Postel en Jeronimus Peelanders. Getekend 'ita attestor Christianus Nicolai' notaris.

Op 16 februari heeft Peeter Smeets voorschreven 3 hogen gehoogd in presentie van Jeronimus Peelanders en Hendrick Wellens; vervolgens hoogde Jaspar Smeets 1 hoge, Peeter Smeets nog 1 hoge. Hierop is de kaars uitgegaan.

 

1634, 09 maart. Blz. 319v

Voor Henrick Convents en Jan Van Postel draagt Henrick Wellens met instemming van zijn huisvrouw Margriet Noep, die aanwezig is, op aan Peeter Witters een stuk broek dat in drie delen is gedeeld, gelegen tegen 'die Bosdelle', dat grenst aan Jan Winters O, Peeter Van Postel W, de erfgenamen van Ambrosius Bellens Z, 'die Roey Beeck' N. Verkocht voor 110 gulden Brabants, 1 pattacon voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper, 1 blaumuijser voor de kerk van Coorssel, 1 oort pattacons voor schrijfgeld, lycoop naer landtcoop. Indien het broek aan Peeter vernaderd wordt, zal Peeter voor een palmslag 1 pattacon hebben. Los en vrij met uitzondering van grondcijns aan de heer 1,5 stuiver en schattingen in iedere honderd 1 stuiver. Henrick schenkt aan Peeter twee eikenboompjes die op het broek staan en hij belooft aan koper Peeter dat hij intrest zal krijgen bij vernadering van zijn uitgegeven geld: binnen het jaar 'naer teijts ghelanck'. Peeter is in het broek gegicht en gegoed met ban en vrede. Verkoper Hendrick bekent dat hij zijn geld ontving. Peeter betaald pontgelt met alle hofrechten.

 

1634, 11 maart. Blz. 320

Voor Convents en Swijsen verscheen Heuybrecht Didden, die heeft opgedragen aan de kinderen van Peeter Henricx van Exel verwekt bij Barbara Martens van Exel zijn eerste huisvrouw, namelijk aan Merten Henricx, Geeraerdt Lenaerdts en Helena Peeters van Exel, een jaarlijkse rente van 10 gulden die staat gehypothekeerd op panden van Jan Poulus gelegen in 'den Postels Hoeck' in Coursel genaamd 'die Groote Hoeffven' met een jaar verloop ervan van 10 gulden gevallen op Onser Liever Vrauwen Licht dach laatstleden. Verkocht voor 210 gulden eens, godtspenninck 1 blaumuyser aan de kerk van Courssel, die betaald werden. Peeter Henricx van Exel is in de naam van zijn voorschreven kinderen, onder reserve van het gebruik en de tocht van deze rente zolang hij leeft waarin hij door de schepenen is gesteld, in de rente gegicht met ban en vrede. Peeter heeft alle hofrechten zoals pontgelt, gichtgelt en andere betaald.

 

1634, 11 maart. Blz. 320

Voor Convents en Swijsen verscheen Thomas Mentens die opdraagt 'het Coeyeeuwit' gelegen 'int Oversel' onder Courssel, dat grenst aan Peeter Vanden Eerdenwech W, Jan Huveners O, als pand voor 5 gulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Ze staat te kwijten met 100 gulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de verstreken tijd. Verkocht aan mr. Vincent Seijssens en zijn zuster Christina, die deze opdracht laten ontvangen door Jan Van Postel zoon van Jan, mede-schepen in hun naam. Thomas draagt als onderpand een beemd op onder Coorsel gelegen, die grenst aan Bernaerdt Seijssens O, Christiaen Nicolaes Z, de pastoor van Courssel W en de 'Roode Beeck' N. Thomas zal zijn vrouw hier brengen om haar instemming te betuigen. Jan Van Postel is in de naam van de voorschreven personen ter gichte gekomen van de rente. Thomas ontving zijn geld en hij betaalde de pontpenningen. Jan Van Postel heeft de andere hofrechten betaald.

Op 26 april 1634 heeft Margriet Convents, de huisvrouw van Thomas met deze gicht ingestemd in handen van schepen Henrick Convents.

 

1634, 11 maart. Blz. 320v

Binnen Courssel voor schepenen Convents, van Postel en Swijsen verschenen Herman en mr. Jan Van Melbeeck als mannen en mombers van hun huisvrouwen Marie en Helena Van Winghe die ook hun zwagers Niclaes en Andries Van Winghe vervangen. De afstand van de tocht gebeurde door hun schoonvader Henrick Van Winghe, gedaan voor Christiaen Nicolai als notaris op 19 januari laatstleden, van een pachthoeve met de landen en de beemden die daarbij horen en in Coursel onder diverse heren zowel Loons, Brabants als onder het laethoff van de heer prelaat van Averbode sorterend. Die goederen waren aan Henrick aangekomen na de dood van zijn huisvrouw Anna Goossens alias Gielen zaliger. Henrick heeft voor zich nog een schanshuis behouden dat 'opde Breedonck' staat en nog zijn portie 'inden Oeveren Bosch' in Courssel gelegen. De goederen werden verkocht met 'proclamatoriael conditie' in een koop op 19 januari aan Henrick Wellens, Jaspaert Smeets en Heuijbrecht Didden voor 4200 gulden Brabants met 53 hogen en alle onkosten vermeld in de koopcedule ervan van dezelfde notaris. Henrick van Winghe 'sustineerden dusdanighe cessie van tochte niet te subsisteren oft oock oijent van meyninge gheweest te hebben van sijne tochte naecktelijck aff te gaen sonder ten dien regarde sijnen goederen moet te hebben vercreghen'. De partijen zijn 'met intercessie' van goede mannen mr. Geeraerdt Fleron en mr. Melchior Hollanders, borgers van de stad Hasselt, tot het akkoord gekomen voor 'vasticheijt ende securiteyt' van de voorschreven kopers dat Henrick wettelijk afstand en opdracht van zijn tocht zal doen van de voorschreven goederen, zodat ze daarna volgens de regels kunnen opgedragen worden aan de kopers en dat Henrick daarna weer zal worden gekleed en bewaard vanwege zijn afstand.

 

Henrick Van Winghe heeft afstand gedaan en getransporteerd mits deze akte zijn tocht over alle goederen die hem na de dood van zijn huisvrouw Anna Goossens zaliger zijn aangestorven, gelegen in Courssel en sorterend onder diverse hoven. Hij draagt ze op aan zijn kinderen in de voorgaande akte genoemd om die te mogen opdragen aan hun kopers zoal voorschreven is, op voorwaarde dat hij daarna weer zal gesteld worden in zijn rechten van de tocht van de penningen die uit deze verkoop komen. Herman en mr. Jan Van Melbeeck en tevens Andries en Nicolaes Van Winghe, met interventie van de autoriteit van hun vader en mr. Melchior Hollanders chirurgijn, die ze met raad en wens van hun zwagers Herman en mr. Jan Van Melbeeck als mombers hebben gekozen en verzocht om hen verleend te worden met recht, tot de voorgenoemde erven met volle recht gekomen voor onze schepenen. Voorgaand hebben ze relief gedaan voor de Brabantse buitenschepenen en ook voor de laten van de E.H. prelaat van Averbode.

Henrick Van Winghen en mr. Melchior Hillanders hebben de eed gedaan als mombers voor de voorschreven Niclaes en Andries Van Winghe, minderjarig, en ze beloven dat ze in het voordeel van de kinderen zullen handelen en schade proberen te vermijden. Ze werden de wettelijke mombers van deze onmondige kinderen en de voorschreven mombers Melbeeck zijn ontslagen als voogden.

Voor dezelfden hebben Herman en mr. Jan Van Melbeeck als mannen en mombers van hun huisvrouwen Maria en Helene Van Winghe, die instemmen, en de voorschreven Nicolaes en Andries Van Winghe met instemming van hun geleverde mombers opgedragen aan Henrick Wellens, Heuijbrecht Didden en Jaspart Smeets al de goederen vermeld in de conditie hiervoor vermeld en voor de prijs daar en met de lasten die er vermeld zijn. Indien de verkochte goederen volgens de conditie binnen het jaar vernaderd worden, zullen de kopers intrest moeten krijgen 'naer teijts ghelanck' tegen 'den penninck sesthien' van hun uitgegeven geld dat door de twee Melbeecken is ontvangen. Dat betreft 2126 gulden 10 stuivers. Op de verkochte goederen staan geen lasten met uitzondering van grondcijns aan de heer. De kopers zijn ter gichte gekomen van de Loonse goederen met ban en vrede. Ze beloven dat ze de heer zullen voldoen van de pontpenningen en daarvoor zullen ze de goederen doen schatten. De goederen die elders sorteren dragen ze ook op aan de kopers zoals ze het deden voor de Loonse justitie (ze staan garant voor een goede gichte en na releveren) en ze stemmin in met de registratie voor alle heren en wetten waar dit hoort.

Daarna hebben de verkopers de Brabantse goederen wettelijk gereleveerd na voorgaande investituur aan hen verleend door mr. Peeter Leijssen en mr. Christiaen Nicolai als Brabantse buitenschepenen. De kopers zijn in de goederen die onder hen sorteren gegicht en gegoed met ban en vrede zoals bij de Loonse goederen. De kopers zijn ook op dezelfde manier tot de goederen gekomen die sorteren onder de E.H. prelaat van Averbode en erin gegicht en gegoed door mr. Peeter Leyssen, mr. Christiaen Nicolai en Bernaerdt Seijssens als laten van dat laathof, nadat eerst de verkopers opheldinghe of relieff hebben gedaan over deze goederen zoals voor de Brabantse justitie. Bij vernadering krijgen de kopers intrest voor hun geld tegen 6,25% (den penninck 16), zoals in het Loons staat.

Voor de drie voorschreven wetten hebben Nicolaes en Andries Van Winghe met instemming van hun momber mr. Melchior Hollanders hun vader weer in zijn tocht gesteld van het geld dat de kopers nog onbetaald laten staan tot de dag van verjaren, namelijk de helft van de koopsom. Henrick Van Winghe is er weer in gekleed met recht.

 

1634, 11 maart. Blz. 323v

Voor dezelfde schepenen heeft mr. Jan Van Melbeeck met instemming van zijn schoonvader de helft van het geld dat van deze verkoop gekomen is en nu door de kopers voldaan, ontvangen zonder enige reserve van tocht voor hun schoonvader. Hiermee doen ze afstand van hun rechten die hen van de verkochte goederen toekwam. De wederhelft van het geld dat nog onbetaald is, laten ze tot behoef van hun onmondige broers na de dood van hun schoonvader. Ze hebben aan hun schoonvader als dank uit het geld voor hun portie dadelijk 380 gulden eens gegeven en hij heeft ze dadelijk ontvangen voor zichzelf. Daarmee staat hij al zijn rechten op deze goederen af.

 

Daarna volgt de proclamatoriale conditie.

Op 19 januari 1634 verschenen bij de notaris in presentie van getuigen Herman Van Melbeeck en Jan Van Melbeeck, secretaris van het land van Oostham, die voor hen handelden en als mombers voor Nicolaes en Andries Winghe. Ze verklaren dat ze zinnens zijn om te verkopen een 'winhoeffve' met beemden,, landen en bossen in Coorssel gelegen op de volgende conditie en met aan de hoogste bieder de palmslag te geven.

Opdat de verkoop zou kunnen doorgaan, belooft Henrick Winghe met deze akte dat hij zijn tocht ervan zal afstaan aan de voorschreven Melbecken voor hen en voor Nicolaes en Adries voorschreven 'ende dieselve momboiryen tot hunnen last doen expedieren'.

De winhof, beemden, landen, bos en alles wat erbij hoort, is gegarandeerd vrij van lasten op grondcijns en dorpslasten na. Degene die voor dit huis met zijn aanhang, weiden, beemden en bos de palmslag verkrijgt, zal de kaars ervoor branden en interval hebben van 6 weken. Tijdens die periode zal het goed in de kerk gepubliceerd worden van 14 dagen tot 14 dagen door de gerechtsbode. Er mag gehoogd worden voor en tijdens het branden van de kaars met zoveel hogen als men wenst. Een hoge is 2 gulden Brabants en wordt verdeeld tussen verkopers en de kopers half en half. Van deze koop moet lijcoop naer landtcoop gegeven worden, namelijk 5%. De helft daarvan moet in handen van de verkopers gegeven worden en de andere helft is te consumeren tot datum van gichten. Goed aanvaarden half maart en het land zal bezaaid worden door de 'winne' (huurder) als de vruchten eraf zijn.

De huur die half maart valt is voor de vader van de verkopers.

De helft van de koopsom moet betaald worden op datum van gichten en de andere helft op de verjaardag. Bij vernadering zullen de kopers intrest hebben voor hun uitgegeven geld volgens verstrijken van de tijd. Betalen ze niet op de verjaardag, dan zal het goed verbonden blijven voor een rente aan 5% die aanvangt om koers te nemen op datum van gichten. Overige voorwaarden zijn in de originele akte te lezen, indien gewenst.

De verkopers reserveren voor hen 6 eikenbomen die ze binnen het jaar moeten houwen. Alle onkosten van deze verkoop blijven tot last van de kopers: schrijfgeld 2 pattacons, Goidts gelt voor 'ons Lieve Vrauwen Beelt tot Heusden' 3 gulden en voor de kerk van Courssel 3 gulden Brabants eens en verder al wat bij een kaarsbranding komt kijken.

Vervolgens stond Henrick Winghe met deze akte zijn tocht af aan zijn kinderen de Melbeecken. Die bekennen dat ze de palmslag hebben gegeven van de voorschreven goederen aan Hendrick Wellens, Jaspart Smeets en Heuybrecht Didden voor 4200 gulden Brabants eens. Ze stellen er 50 hogen op zoals voor. De drie kopers zullen samen voor hun kloek bod 4 dobbel ducaten eens hebben en ze zullen de lycoop genieten van 100 gulden Brabants eens en in Courssel 2 tonnen bier en de verkopers zullen 10 gulden genieten. Getuigen: Hendrick Beckers, Wouter Moons en Reynder Van Erpecum. Was ondertekend door Christanus Nicolai notaris.

Op 20 januari heeft Jan Pouls 1 hoge extra gehoogd en de voorschreven 3 kopers nog 2 hogen. Dezelfde getuigen.

Op 12 oktober 1634 hebben Henrick Wellens, Heuybrecht Didden en Peeter Smeets samen en elk apart verklaard dat het Loons goed hiervan 2350 gulden waard is, dus pontgelt 117 gulden 10 stuivers. Mocht het meer bevonden worden, dan zullen ze bijleggen.

 

1634, 01 februari. Blz. 325v

De E. H. pater Nicolaes Balenus prior van de eerwaarde heren Augustijnen, pater Petrus de Vos procurator in de naam van het convent van St.-Augustijn gelegen binnen Diest verschenen voor de schepenen van Lummen Jan Prels en Lambert Neven. Ze hebben de panden gekweten van Willem Neven in Schuelen gelegen 'op de Stap', grenzend de straat 1), Willem Neven voorschreven 2) en 3) en de erfgenamen van Henrick Vander Eycken en de erfgenamen van Frans Stappaerts. Ze zijn door Willem verkregen van Jan Van Ham als momber van de kinderen van Aerdt Pelsers. De paters kwijten ze van de rente van 9 gulden Brabants jaarlijks die ze erop trokken vanwege vroeger Philips Jans. Kapitaal en verlopen werden betaald: 180 gulden, en een jaar verloop. Er was hiervan voorgaande 'namptisatie' gedaan voor de schepenen van Lummen door Willem Neven en aan de paters 'gheintimeert'.

Ze bekennen dat ze nog betaald werden van 4 jaren verloop die Jan Van Ham hen nog schuldig was. Daarnaast heeft Jan Van Ham aan de heren overgeleverd een kwijting van Ambrosius Reyners waaruit blijkt dat aan Ambrosius de jaren 1623, 1624, 1625, 1626 en 1627 betaald werden; tevens aan de heer pater Gielis Neeffs de jaren 1620, 1621 en 1622 en aan de E.H. pater Gregorius Rutzins het jaar 1628. Hiermee kwijten de heren het pand van Willem Neven van zowel het kapitaal als de verlopen, maar ze reserveren hun actie van verdere pretentie tegen Ambrosius Reynders om die te vervolgen zoals het volgens recht zou kunnen.

Dit document werd ondertekend door de eigen hand van de E.H. prior en procurator voorschreven en het gewone zegel van het convent werd erop gedrukt. Ondertekend fr. Nicolaus Balenus prior, fr. Gregorius Rutzins supprior, fr. Petrus Vos Aug. procurator en nog Jan Prels en Lambertus Neven schab.

Nota: deze gicht is hier 'extra ordinem' vermits na datum hier gebracht, zoals men hiervoor zal vinden.

 

1634, 30 maart. Blz. 328

Heuybrecht Heuybens, voor hemzelf en voor zijn zuster en broers, releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een beemd in Oversloo gelegen, genaamd 'Hennen Eijen Beempt', die grenst aan Jan Nobels Z, Quireyn Creyns O, Gonaerdt Moons W, des heeren aerdt N; nog 'het Koeykens Broeck' in Oversloo, dat grenst aan 'den Hooghen Bosch' Z, W Peeter den Scheper, Jan Claes N, Jan Bastens O; nog een 'donck' geheten 'den Mommen Donck', die grenst aan de beek, des heeren aerdt N, Merten Leenkens W, Aerdt Heuybens O. Heuybrecht Heuijbens is voor zichzelf en voor zijn consorten met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 25 april. Blz. 328v

Matteys Van Ham releveert na de dood van Christina Geuyens een stuk land in Cassel onder Coorssel gelegen, grenzend sheeren straet 1), Frans Convents erfgenamen 2), Jan Vanden Kerckhoff 3) en al hetgeen hier nog sorteert. Matteijs is ter gichte gekomen.

 

1634, 27 april. Blz. 329v

Lodeweyck Paers, die is afgevaardigd hiervoor door mr. Peeter en Andries Joiris voor notaris Christiaen Nicolai op 30 juni 1532, draagt op een stuk broek in Courssel gelegen, dat grenst aan de 'Langhen Beempt' van Henrick Weynen O, Jaspar Smeets N, Henrick Convents W, voor 375 gulden aan Michiel Antonis, die aanwezig is en accepteert. Het broek is enkel belast met grondcijns aan de heer. Betaald. Michiel Thonis is in het broek gegicht en gegoed met ban en vrede.

De procuratie.

Op 30 juni 1532 vaardigen mr. Peeter en Andries Joiris voor de notaris af en geven volle macht met deze akte aan Lodoweijck Paers om in hun naam een stuk broek in Coorsel gelegen, geheten 'het Lanckhaudt', te gichten en goeden aan Michiel Antoni voor 375 gulden Brabants eens.

Ze vaardigen tevens dezelfde Lodoweyck Paers en Michiel Antoni en Christiaen Van Herle in hun naam af om een huis en de plaats te verkopen in Lummen gelegen. Ze moeten gicht en goedenis doen aan de koper. Getuigen: Wouter Moens en Jan Goris. Was ondertekend Christianus Nicolai notaris.

 

1634, 27 april. Blz. 330

Matteys Bosmans, voor zichzelf en voor zijn mede-erfgenamen, releveert het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun broer Peeter: een stuk broek in Oversloo gelegen, dat grenst aan Frans Leuijten W, Mees Schepers O, 'die Roede Beeck' N; nog een 'heythoeff' omtrent 'die Witters Winninghe', die grenst aan des heeren straet aan 2 zijden. Matteys Bosmans is in zijn naam en voor de andere erfgenamen met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 04 mei. Blz. 330v

In de marge staat de letter B.

Voor schepenen Henrick Convents en Jan Van Postel draagt Matthijs Lambrechts, met instemming van zijn huisvrouw Christina Bosmans, op aan Matthijs Bosmans het gedeelte dat hen is verstorven vanwege Peeter Bosmans zaliger. Verkocht voor 250 gulden Brabants eens, 1 pattacons voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper, lijcoop naar believen, Goidts gelt 3 stuivers 1 blanck voor de kerk. Het goed is los en vrij van lasten. 150 gulden moeten betaald worden op dag van gichten en de rest op de dag van verjaren. Matthijs Bosmans is met recht ter gichte gekomen. Matthijs Bosmans betaalde het pontgelt met alle hofrechten. Pontpenningen 12 gulden 13 stuivers.

Op 18 mei 1635 heeft Matthijs Lambrechts bekend dat hij de hele koopsom heeft ontvangen.

 

1634, 27 april. Blz. 331

Hier staat in de marge de letter A.

Dimpna Bremers, die procuratie heeft zoals hierna geregistreerd staat, draagt het goed op volgens de conditie hierna. Ze bekent dat de koopsom voldaan werd met uitzondering van 100 gulden waarvoor jaarlijks aan het goed 6 gulden blijven staan. Die zijn te kwijten met 150 rinsgulden lopend geld. Jan Pondtmans is met recht ter gichte gekomen.

De constitutie.

Wij Jan Ghijsens, Jan Juetmans, Peeter Van Wanterlinghen en Wauter Prockeels schepenen van de bank van Nieuwercappellen getuigen en verkondigen en maken bekend dat voor hen in eigen persoon verschenen is onze inwoner Adriaen Delock wettige man van Dimpna Bremers. Hij heeft volkomen macht gegeven met deze akte aan zijn huisvrouw Dimpna voorschreven om een goed te verkopen dat aan haar toebehoort en dat in Schuelen gelegen is. Ze mag de koper erin gichten en goedenisse doen, zichzelf ontgichten en het geld ervan ontvangen en alles doen wat nodig is alsof haar man zelf aanwezig was. De schepenen laten twee personen uit hun college naast de secretaris ondertekenen op 30 maart 1634. Was ondertekend C. Vander Avoort, Wauter Prockeels en Peeter Van Wauterlinghen.

De conditie.

Voorwaarden waarop Dimpna Bremers een stuk land zal verkopen, ongeveer 3,5 vat groot, gelegen onder Schuelen 'op die Stappe', dat haar toebehoort en dat haar ten deel is gevallen vanwege haar ouders Jan Bremers en Anna Schabben. Ze heeft ervoor volmacht gekregen vanwege haar man Adriaen Delock die woont in 'Nieuwer Cappellen' zoals blijkt uit de machtiging gedaan voor de schepenen daar. Het goed grenst Matthiewis Van Schoonbeeck 1), de weduwe van Dierick Palmaerts 2), Heuybrecht Vaes erfgenamen 3) en sheeren straet 4). Verkoop met uitgang van de brandende kaars. Degene die de palmslag krijgt, zal ervoor 2 pattacons krijgen en 1 voor de verkoper. Die de palmslag krijgt, mag zoveel hogen zetten als hem belieft van 2 gulden per hoge, te verdelen tussen koper en verkoper half en half. Verkocht boven deze lasten: 25 stuivers jaarlijks aan Adriaen Taelmans, 20 stuivers jaarlijks aan Jan Menten, 16 stuivers jaarlijks aan de begijnen van Hasselt en 7 oorden grondcijns. De uiteindelijke koper moet op datum van gichten de koopsom betalen met uitzondering van 100 gulden waarvoor jaarlijks 6 gulden intrest zullen gegeven worden zolang als hij het kapitaal niet geeft. Lycoop naer landtcoop, goidtspenninck 4 stuivers. Regels voor misverstanden en niet-solvente koper. De koper moet alle onkosten betalen: schrijven en publiceren van de conditie en alle andere betreffende de verkoop zonder dat er iets van in mindering komt. De verkoper moet los en vrij gevalueerd geld hebben dat in het land van Luik gangbaar is.

Op 17.03.1634 bood Quinten Huveners 150 gulden boven de voorschreven lasten. Hij ontving ervoor de palmslag. Huveners stelde 20 hogen in presentie van Marck Wagemans en Jan Verneyen.

Op 1 april 1634 verhoogde Philips Robijns met 5 hogen en vervolgens Matthiewis Van Schoonbeeck nog 8 hogen. Philips Robijns deed er nog 4 hogen bij, Jan Pondtmans nog 7 en daarna nog 5. Gedaan ten huize van Frans Schepers in presentie van Jan Vander Biesemen, Philips Robijns en Matthiewis Van Schoonbeeck. Getekend Jan Huveners.

Op 27 april 1634 werd de kaars in presentie van de partijen ontstoken en door schepen Jan Prels zoals het hoort gebannen. De koop bleef aan Jan Pondtmans op alle voorgaande condities.

 

1634, 22 mei. Blz. 336

Voor mr. Willem Neven, Prels en Swijsen verscheen Henrick Mechelmans als man en momber van zijn huisvrouw Maria Vander Eijcken, Ambrosius Vander Eycken voor hen en voor hun medegeringen Servaes, Herman Vander Eycken en Henrick Pouls man en momber van Catharina Vander Eijcken hebben gereleveerd met deze gicht de goederen die op hen zijn gesuccedeerd na de dood van Aerdt Vander Eijcken, zoon van wijlen Lenaerdt Vander Eijcken. Het gaat om goederen onder Schuelen gelegen. Ze zijn erin gegicht en gegoed met ban en vrede, 'onbeleth een ijeders goet recht'.

 

1634, 01 juni. Blz. 338v

Henrick Meyen van Coorssel heeft huis en hof gereleveerd onder Coorssel gelegen, die grenst aan sheeren straet en is gelegen tussen huis en schuur 1), 'die Veltstraet' 2), Matteys Claes erfgenamen 3); nog een stuk land daar achter gelegen, genaamd 'het Lanck Velt'; nog een stuk broek genaamd 'd'Eechde'; nog een ander stuk broek genaamd 'het Quaet Goor' en andere die op hem zijn aangekomen na de dood van zijn moeder Catharina Kenens. Henrick Meyen is met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 01 juni. Blz. 338v

Jan Pontmans draagt op huis en hof gelegen in Schuelen; nog omtrent 6 halster zaaiens daaraan gelegen, grenzend de straat 1), zijn broers en zuster Vincent, Peeter en Marie Pontmans 2), Jan Ieven 3), de erfgenamen van mr. Henrick Neven 4), als pand en onderpand voor 4 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks met valdag op 1 juni. De rente staat te kwijten met 84 gulden in geld zoals het bij de kwijting koers zal hebben en gangbaar zal zijn en met rente volgens de tijd. Verkocht aan Lambrecht Willems. Deze panden zijn al belast met 6 gulden jaarlijks en met nog een andere rente van 4 gulden jaarlijks en nog met 4 halster koren. Jan staat garant voor een goede gicht en goede jaarlijkse betaling en eventueel zal hij het pand versterken. Lambrecht Willems is ter gichte gekomen.

Jan ontving zijn geld en hij betaalde de pontpenningen en Lambrecht de andere hofrechten.

 

1634, 01 juni. Blz. 339v

Daniel Pudt releveert in de naam van zijn kinderen het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Christina Gevers: een bleucxken in Castel onder Stall gelegen, dat grenst aan Frans Weynen 1), Jan Vanden Kerckhoff 2), Frans Convents erfgenamen 3) en des heeren straet 4); nog een rente van 24 rinsgulden jaarlijks aan panden van Bartholomees Smeets erfgenamen. Daniel is met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 01 juni. Blz. 339v

Jan Stevens man en momber van Catlijn Keuppens, die in handen van schepen Jan Van Postel/Postelmans heeft ingestemd hiermee, draagt op aan Valentyn Vanden Hove een halve hof in Veurten gelegen, waar Elisabeth Keuppens de wederhelft van heeft. Hij grenst Elisabeth voorschreven O, mr. Gielis Beerten 2), Peeter Weynen 3), des heeren straet 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op 'Pincxsten' (Pinksteren). Af te leggen met 100 gulden Brabants geld zoals in de tijd van de kwijting gangbaar zal zijn en met rente volgens de verstreken tijd. Valentijn Vanden Hove is met recht ter gichte gekomen. Jan Stevens heeft pontgelt en andere hofrechten betaald.

 

1634, 20 juli. Blz. 343

Jan Prels als geconstitueerde van Willem Bollen, draagt op aan Peeter Stessens het derde deel van de 'Laeck Beempden' onder Schuelen, volgens de conditie ervan hierna geregistreerd. Jan Prels is in de naam van Peeter Stessens met recht ter gichte gekomen. Omdat in de koop ook leengoed zit, is voor het pontgelt hier 6 gulden 7 stuivers aangerekend.

De akte.

Op 20 juni 1634 verscheen voor de notaris van Lummen Guill. Bollen borger van de stad Hasselt als man en momber van zijn huisvrouw Anna Blasen en met haar instemming. Hij verkoopt aan Peeter Stessens van Schuelen zijn derde part dat hem toebehoort in 3 percelen beemd, waarvan 2 genaamd 'die Laeck Beempden' en de andere 'den Rompelen Beempt', die leen is onder de heer graaf Ernest vander Marck. De Laeckbeempden grenzen de Laeck 1), de erfgenamen van mr. Wouter Taelmans 2) en Ambrosius Vander Eijcken 3). De Rompelen Beempt grenst Geert Cannaerts 1), Godefroy Van Blockhem 2) en 'd'Eepers Beempden' 3). Die zijn los en vrij van grondcijns en andere lasten. Verkocht voor 150 gulden en een dobbel pistolet aan 10 gulden 5 stuivers als een kermis voor de huisvrouw van de verkoper. Betaald. Lycoop naer landtcoop. Guillielmus Bollen vaardigt mr. Lambrecht Neven en Jan Prels af en alle anderen om de last te aanvaarden om deze verkoop voor competente rechtbank te laten gichten. Ze moeten al doen wat ervoor nodig is bij de Loonse buitenbank van Lummen en voor de leenmannen daar en hij geeft hen er volmacht voor. Hetgeen ze zullen doen, daar staat hij volledig achter. Opgemaakt binnen Hasselt in het woonhuis van Bollen in presentie van Jan Van Tilborch en Guill. Stessens, beiden borgers van deze stad als getuigen. Was ondertekend Willem Bollen, Anna Blasen, Joannes Van Tilborch en Willem Vesters en 'mij notario attestor Henricus Swijsen notaris'.

 

1634, 20 juli. Blz. 344

Jacob Schats draagt op aan Peeter Stessens een beemd onder Schuelen gelegen, drie sillen groot, genaamd 'den Auwen Beempt'. Hij grenst 'die Voert' 1), 'die Spoeij' 2), Cornelis Cuepers 3) en Geerdt Cocx 4). Verkocht voor 400 gulden eens en 3 gulden 15 stuivers voor de huisvrouw van de verkoper, lijcoop 16 schellingen, godtspenninck 2 stuivers. Voorwaarde is dat Stessens op datum van gichten 100 gulden geeft en de resterende 300 gulden op 5 mei eerstkomend. De beemd is voor dit jaar verhuurd, daarom kwamen ze overeen dat de huurder zijn termijn mag uitdoen en de verkoper zal de huur optrekken. Indien de beemd vernaderd wordt, zal Peeter Stessens intrest krijgen voor zijn geld volgens verloop van de tijd en zijn geld terugkrijgen zoals hij het heeft uitgegeven, namelijk in stukken van pattacons. Schats staat ervoor garant dat het goed onbelast is. Indien de koper de koopsom niet voldoet op 15 mei, zal de verkoper op dit pand jaarlijks 18 gulden trekken. Peeter Stessens is met recht ter gichte gekomen.

Op 10 mei 1635 bekende Jacob Schats dat hij volledig betaald is van de koopsom.

 

1634, 07 september. Blz. 345

Op 24 mei 1634 verscheen voor Lambrecht en Willem Neven Lambrecht Coomans man en momber van Margareta Huveners, die hij belooft hier te brengen om in te stemmen. Lambrecht draagt op een perceel broek in Schuelen gelegen, genaamd 'die Langhe Doncken', dat grenst aan jonker Jan van Gelmen, Jan Huveners aan 2 zijden en jonker Ricalt van Voordt. Het heet 'het Erpels Goet'. Verkocht aan Jan Huveners voor 500 gulden, die betaald zijn of waarop hij betrouwt. Dat is boven de last van 1 gulden Brabants jaarlijks aan de Armen van Linckhaut die erop uitgaat. Lambrecht staat garant voor eventuele bijkomende lasten. Jan Huveners is ter gichte gekomen met recht.

In 1635 op 1 februari draagt schepen Andries Vanden Morttel aan dat de huisvrouw van Lambrecht Coomans, genaamd Margriet Huveners, met deze gicht heeft ingestemd. De reden waarom deze gicht nu pas geregistreerd werd, is omdat meier Willem Neven ze tot nu 7 september heeft bijgehouden en nu binnen gebracht.

 

1634, 07 september. Blz. 348

Op 4 mei 1634 heeft Matteys Bosmans voor Convents en Jan Van Postel, schepenen in Coorssel, de beemd opgedragen beschreven in de volgende conditie aan Servaes Streuijvens volgens prijs en voorwaarden daar beschreven. Servaes Streuijvens is met recht ter gichte gekomen.

De conditie.

Op 25 april 1634 verscheen voor de notaris Matteys Bosmans die verklaart dat hij een stuk broek wil verkopen 'in Oversel' gelegen, dat grenst Jan Van Postel 1), Mertten Kenens 2), Matteys Lambrechts 3) en des heeren straet 4), met proclamatie en uitbranden van de kaars. Het erf is los en vrij op grondcijns aan de heer en dorpslasten na. Servaes Streuijvens bood er 375 gulden Brabants eens voor. Daarvoor gaf de verkoper hem de palmslag. Iedereen zal erop mogen hogen met hogen van 2 gulden, te verdelen in de helft tussen koper en verkoper. De koper moet aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 2 pattacons geven en voor een palmslag geniet de koper eveneens 2 pattacons. De helft van de koopsom moet betaald worden op datum van gichten en de andere helft op de dag van verjaren. godtspenninck voor de kerk een halve blauwmuser, lycoop naer landtcoop, schrijfgeld en hofrechten aan de heer tot last van de koper.

Servaes hoogde 25 hogen. Getuigen: Henrick Beckers en Henrick Reynders. Attestor Christianus Nicolaij.

Op 4 mei werd de kaars voor Convents en Van Postel ontstoken en Servaes Streuijven stelde nog 10 hogen, Pauwels Senycx nog 2 hogen, Servaes Streuijvens nog 2 hogen en daarvoor bleef het aan hem.

Nota: deze gicht is pas tijdens de cijnsdagen 'post Remigij' 1634 binnen gebracht en daarmee 'extra ordinarij'.

Op 18 mei 1835 bekende Matthijs Bosmans dat hij de koopsom van de beemd volledig betaald kreeg.

 

1634, 07 september. Blz. 350

Op 15 juli 1634 releveert Robert Geerts als man en momber van Cattleyn Beerten het versterf dat hen is aangekomen na de dood van de moeder van zijn huisvrouw, genaamd Anna Goeremans: een beemd in Oversel, die grenst aan Jan Van Velthoven O, 'die Roey Beecke' Z, Quireyn Quireyns W, 'die Maelbeeck' N; nog zijn gedeelte in 'de Donck' daarvoor gelegen, die grenst aan 'die Maelbeeck', Aerdt Lenardts erfgenamen N. Robert is met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 07 september. Blz. 350

Henrick Wellens man en momber van Margriet Noop cum suis en Henrick Beckers in de naam van zijn moeder Maria Vanhaut cum suis releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun oom Peeter Cnaep: een beemd in Oversel gelegen, die grenst aan de erfgenamen van Paulus Vanden Haut N, Jan Pauwels O, den ghemeynen aerdt Z, de erfgenamen van Jan Tielens W. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1634, 26 oktober. Blz. 351v

De kinderen van Matteys Vanden Hove releveren het versterf dat hen is verstorven na de dood van hun ouders: een beemd gelegen 'int Sleuijs Broeck' in Castel onder Coorssel; nog een gelegen onder Oversloo; nog een perceel land genaamd 'den Heseler'. Valenteyn Vandenhove is als momber van de voorschreven kinderen met recht ter gichte gekomen.

 

1634, 22 november. Blz. 353

Valenteyn Vanden Hove als vader van zijn dochter Maria Vandenhove verwekt bij Catharina Stevens, wettig echtpaar toen ze leefden, draagt op aan Lambrecht Coorselius alias Geerts 2 beemdjes aan 'de verbrande molen' gelegen, genaamd 'die Deycken' met nog een bleuxke daarvoor gelegen, dat grenst aan de Maelbeeck 1), sheeren straet 2), Jan Seeuws 3) en Jan Gabriels 4), met al de servituten die deze drie percelen hebben vanwege de beemd van Peeter Inden Hoeck, die Lambrecht op zich neemt indien er enige volgens het recht aan staan. Het goed is los en vrij van lasten op grondcijns aan de heer na. Ze worden geruild erf om erf voor een beemd in Haexelaer liggend, die uitweegt (zijn weg eruit neemt) door het straatje voorbij het erf van Petrus Hommans door de beemden van Jan Stevens en Mertten Kenens, zoals Lambrecht hem verkregen heeft van Henrick Peuttens(?) door koop. Daarbij geeft Lambrecht nog 600 gulden vermits de dijken met het land zoveel beter zijn dan hetgeen hier door Lambrecht is geruild. Voor die 600 gulden zal Lambrecht jaarlijks 30 rinsgulden intrest geven zolang als Valenteyn Vanden Hove zal leven. Indien Valentijn of zijn dochter het geld eerder wensen te laten afleggen, zal Lambrecht dat moeten doen. Deze 30 gulden vallen jaarlijks op Sint-Andries en voor het eerst in 1635. Voor de dochter van Valenteyn zijn nog 5 dobbel ducaten in munten, die hij ontvangen heeft en hij zal ze uitzetten voor zijn dochter op voorwaarde dat indien deze dochter zou sterven zonder wettige afstammelingen achter te laten, dat het geld met de geruilde beemd zullen terugkeren naar de zijde vanwaar ze gekomen zijn. Godspenninck 1 schellinck, leycoop naar believen. Valentyn mag de twee beste eiken afhouwen en van het land bij de oogst nog eens de vruchten oogsten. Lambrecht Geerts alias Coorselius is in de dijken en het land daarvoor gelegen en Valenteyn Vanden Hove q.q. in de beemd in Haexelaer boven genoemd met de 30 gulden jaarlijks gegicht en gegoed met recht. Lambrecht staat ervoor garant dat de beemd in Haexelaer los en vrij is met uitzondering van de grondcijns aan de heer. Ze staan beiden garant met hun goederen voor een goede gichte.

 

1634, 29 november. Blz. 354v

Voor Lambrecht Neven en Swysen heeft Margriet Ceusters met instemming van haar man Jan Van Ham de tocht afgestaan die haar toebehoorde van een stuk erf gelegen onder Schuelen, genaamd in de wandeling 'het Hemelreyck', dat grenst aan mr. Willem Neven aan 2 zijden, de weduwe van Frans Stapparts 3) en de weduwe van Wauter Van Swarttenbroeck 4), aan haar kinderen verwekt door wijlen Aerdt Pelsers. Dat zijn Aerdt en Jan Pelsers. Haar kinderen zijn erin gegicht en gegoed.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Aerdt Pelsers voorschreven, ook voor zijn broer Jan Pelsers voor wie hij zich sterk maakt, ook met zijn stiefvader Jan Van Ham, verklaard dat dit goed enkel belast is met de grondcijns aan de heer en daarvoor staat hij garant. Aerdt draagt aan mr. Willem Neven het goed op voor 18 rinsgulden jaarlijkse rente die te kwijten is tegen 'den penninck twintich' (5%) in geld zoals dan zal gangbaar zijn en koers hebben en met rente volgens verstrijken van de tijd. Valdag zal altijd zijn op St.-Andriesmis. Voorwaarde is dat de rente niet eerder mag afgelegd worden dan na de dood van Margriet tenzij mr. Willem haar een andere rente van 18 gulden jaarlijks kan geven aan goede panden. Mr. Willem is in het stuk erf gegicht en gegoed met recht. De lycoop naer landtcoop is tussen koper en verkoper half en half gedeeld. Mr. Willem heeft hierboven nog voor een kermis aan Margareta voorgenoemd 1,5 pattacons gegeven.

 

1634, 29 november. Blz. 355v

Mr. Willem Neven draagt op aan de voorschreven Aerdt en Jan Pelsers het voorschreven erf als pand van de voorschreven 18 gulden jaarlijks. Hij stelt nog als onderpand de heide die hij onlangs verkregen heeft tegen Robeert Van Elsreyck van Hasselt. Deze heythoeve was eveneens in Schuelen gelegen. Aerdt Pelsers werd voor hem en voor zijn broer Jan in de rente gegicht en gegoed met recht.

Aerdt Pelsers voor hem en zijn broer heeft hun moeder weer in haar tocht gesteld van deze rente.

Op 24 mei 1635 zijn van deze rente 9 gulden jaarlijks gekweten.

Op 6 februari 1648 kwijt Jan Pelsers aan mr. Willem Neven de resterende 9 gulden jaarlijks. Hij is voldaan van het kapitaal en de verlopen.

 

1634, 07 december. Blz. 356v

Matteys Bosmans, voor zichzelf en Jacop Bosmans voor zichzelf en voor zijn zuster Anna Bosmans, voor wie hij zich sterk maakt, dragen op aan Jan Stockmans de helft van een stuk land onder Coorssel gelegen, geheten 'die Nieuwe Hoeve', dat grenst aan Simon Picken O, de erfgenamen van Ambrosius Bellens W, des heeren aerdt Z en N. Niet belast als met grondcijns aan de heer. Verkocht voor 141 gulden. Betaald. godtspenninck 3 stuivers 1 blanck, lycoop naer landtcoop. Jan Stockmans is met recht ter gichte gekomen.

 

Nota: hier moeten volgen de palingen en gichten getekend letter A.

 

1634, 19 december. Blz. 357

De borgemeesters van Coorssel, namelijk Henrick Reynders, Peeter Smeets en Jan Convents, Henrick Convents en Jan Van Postel Loonse schepenen, Peeter Leyssen en Christiaen Claes Brabantse schepenen in Coorssel en tevens de gekozen mannen van Coorssel namelijk Jan Vanden Kerckhoff, Jesper Smeets en Henrick Weynen vertegenwoordigen samen het corpus van Coorssel. Ze kwamen overeen om een perceel op te nemen uit de gemene aard daar om te mogen verkopen tot profijt van de gemeente daar en om ervoor cijns te geven aan beide de heren. Mr. Willem Neven, meier van onze heer ten Loons recht, en Andries Standarts, meier van zijne koninklijke majesteit, gaan daarmee akkoord in de naam van hun heer. Mr. Willem is aanwezig en Standarts liet zich vertegenwoordigen met een constitutie gedateerd op 16.12.1634 en geregistreerd in het Brabants, ondertekend A. Standarts. Hij ging ermee akkoord dat de Lummense heer op Remigij van ieder perceel als grondcijns 3 stuivers zal trekken en de koning 1 stuiver met aanvang van 1635.

Daarop heeft de gemeente volgende percelen laten palen.

 

De 'gemeijnte' Coorssel heeft door haar mannen boven geschreven gegicht Jan Stockmans in een hoek gemeente voor de hof van Henrick Meyen gelegen, die grenst Henrick Meyen 1), Jan Swinnen 2), des heeren aerdt aan de twee andere zijden. Was verkocht met de brandende kaars voor 72 gulden waarin alle hogen begrepen zijn, volgens de conditie die in het Brabants is geregistreerd. Werd hem wettelijk gepaald op 20 december en hij is erin ter gichte gekomen. Dit stuk is gelegen 'inden Vaes Hoeck'. Een steen komt op de gracht van Stockmans erf aan de noordzijde aan de straat.

Op 12 januari 1635 verklaren de burgemeesters aan de schepenen Convents en Van Postel dat ze de koopsom ontvingen.

 

Op dezelfde dag draagt de gemeynte op aan Jan Stockmans een stuk vroente achter Leelemans hoff gelegen, grenzend Jan Stockmans 1), Jan Swinnen 2), des heeren aert 3) en 4), voor 138 gulden volgens de conditie en het branden van de kaars. Jan is erin ter gichte gekomen en het werd hem wettelijk gepaald op 20 december 1634. Tevens gelegen 'inden Vaes Hoeck' en op conditie van servituten naar het erf van Jan Swinnen en anderen, met 'des pastoors weteringhe naer sijnen weyer'.

Op 12 januari betaald zoals voor.

 

Op dezelfde dag heeft de gemeynte opgedragen aan Vincent Seyssens een perceel gemeente 'opden Eertwech' gelegen, grenzend Peeter Smeets zoon van Jan 1), en sheeren straet aan de drie andere zijden. Verkocht voor 200 gulden en 18 hogen met branden van de kaars. Hij is ter gichte gekomen. Is wettelijk gepaald op 20.12.1634.

 

De gemeynte heeft op dezelfde dag opgedragen aan Henrick Wellens 2 percelen 'opde Schrick Heyde' gelegen, naast mekaar, met hun servituten, grenzend Geert Pauwels W, Willem Noops N en zo recht lopend op het erf van Jan Van Postel. Jan belooft ervoor volgens de conditie en het branden van de kaars 179 gulden te betalen op voorwaarde dat Jan Van Postel zijn weg boven uit moet hebben waar het vaargat 'gesteecken' is. Hij werd erin gegicht. Dit stuk werd wettelijk gepaald op 20.12.1634.

Op 12 januari 1635 bekenden de voorschreven burgemeesters dat ze de koopsom ontvingen voor Convents en Van Postel.

 

De gemeente draagt nog op aan Henrick Wellens een stuk vroente achter 'den Boomart' gelegen, grenzend Wauter Wellens 1), des heeren aert rondomme, voor 50 gulden. Henrick is ter gichte gekomen. Het werd hem wettelijk gepaald op 20 december 1634.

Op 12 januari bekennen de burgemeester voor Van Postel en Convents dat ze de koopsom ontvingen.

 

1634, 19 december. Blz. 358v

De gemeente Coorssel draagt op aan Lambrecht Schepers een stuk voor de 'Brueckelingen', dat grenst aan Jan Tielens 1), de erfgenamen van Jan Schepers 2) en sheeren aert aan de andere zijden. Verkocht voor 138 gulden en hij is erin gegicht. Gepaald op 20.12.1634.

 

De gemeente Coorssel draagt op aan Aerdt Smeets een stuk vroente achter 'den Postelmans Hoeck' achter Aerdt Smeets dries gelegen, grenzend 'het Breevenne', Aerdt Smeets, Jan Van Postel 3) en des heeren aert 4), op voorwaarde dat "het Lanck Venne' zijn waterloop moet hebben. Verkocht voor 77 gulden. Hij is ter gichte gekomen en het werd gepaald op 20.12.

Op 12 januari 1635 hebben de burgemeesters aan Convents en Van Postel bekend dat de koopsom betaald werd.

 

De gemeente Coorssel draagt op aan Matteys Bleux een stuk vroente in Castel onder Coorssel gelegen, tegen het erf van Matteys Van Ham omtrent Matteys' Bleuxken tot op 'die heulten'(?) van Peeter Pinxten. Verkocht voor 118 gulden en hij is erin gegicht. Werd wettelijk gepaald op 20.12.

Betaald zoals voor op 12 januari.

 

De gemeente Coorssel draagt op aan Peeter Caers een stuk heide aan het erf van Peeter Caers gelegen, grenzend Peeter Caers 1), en verder sheeren aert rondom. Verkocht voor 59 gulden eens. Peeter Caers is ter gichte gekomen. Is wettelijk gepaald op 20.12.1634.

 

1635, 12 januari. Blz. 360

Voor Convents en Van Postel heeft Aerdt Smeets moeder, genaamd Margriet Weyens, haar tocht opgedragen van hof en dries achter 'den aensiel' gelegen, die hem in deling is gevallen. Het grenst Jan Van Postel zoon van Jan 1), 'het Breet Venne' 2), Cattleyn Smeets 3) en zijn 'nief erff' 4); nog een stuk land achter Heuybrecht Didden gelegen, dat grenst aan Jan Van Postel zoon van Jan 1), Reyman Jans 2), Heuijbrecht Didden 3) en 4). Aerdt Smeets is hiermee tot tocht en erf gekomen op voorwaarde dat zijn moeder haar vrije wil mag doen met 'het Nief goedt' als ze het nodig heeft.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Aerdt Smeets voorschreven opgedragen de voorschreven hof met de dries en land aan Jan Margrieten als pand voor 9 gulden jaarlijks met valdag op Drie Koningen en voor het eerst in 1636. Het is los en vrij van alle belastingen. Af te leggen met 170 gulden in geld dat dan volgens de valuatie in het land van Luik gangbaar is. Jan Margrieten is met recht ter gichte gekomen. Aerdt Smeets heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

Dadelijk daarna heeft Aerdt Smeets zijn moeder weer in haar tocht gesteld.

 

1635, 16 januari. Blz. 361

Voor Convents en Jan Van Postel hebben Frans Weynen, Geert Claes man en momber van Maria Weynen en Jesper Tielens een stuk land gereleveerd in Stal onder Coorssel gelegen, genaamd 'het Stal Bloeck', dat grenst aan de erfgenamen van Vranco Convents W, Machiel Beckers N, mr. Oriaen Claes O, des heeren straet Z, dat hen is verstorven na de dood van Margareta Tielens. Peeter Weynen is er als tochter (vruchtgebruiker) uitgestorven. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1635, 27 januari. Blz. 361

Jan Van Postel zoon van Aerdt draagt op aan zijn zwager Heuijbrecht Didden 2 'hoeven' genaamd 'die Heythoeffven' in Coorssel gelegen, die grenzen aan de erfgenamen van Jan Van Herck 1), de ghemeynen aert 2), Reymen Jans 3) en Jan Van Postel zoon van Jan 4). Ze zijn aan Jan aangedeeld vanwege zijn vader. Hij ruilt het op een ander stuk erf, namelijk een halve 'hoeve' in Haexelaer genaamd 'die Lemmens Hoeffve' die Heuijbrecht mits deze eveneens opdraagt aan zijn zwager Jan voorschreven. Dit stuk grenst des heeren straet 1), Jan Vanden Haut 2), Jan Weynen 3), Jesper Smeets zoon van Peeter 4). Voorwaarde is dat elk zijn goed dadelijk zal aanvaarden en dat Jan het koren dat op 'de hoeff' van Heuybrecht gezaaid is, mag oogsten. Het erf dat Jan Van Postel heeft opgedragen, is beter dan dat wat Heuybrecht Didden ruilt. Daarom zal Heuybrecht aan zijn zwager Jan nog 250 gulden Brabants toegeven op half maart eerstkomend ofwel er een jaarlijkse rente voor hypothekeren op goede panden. De valdag daarvan zal dan half maart zijn. godtspenninck elk 1 blauwmuser, leycoop 6 gulden 14 stuivers. Pontpenningen zijn door Heuybrecht te betalen zonder dat ze in mindering komen aan de koopsom. Elk werd in zijn geruild goed gegicht en gegoed met recht.

 

1635, 15 februari. Blz. 363v

Jan Prels als gemachtigde van Henrick Wellens van Coorssel, volgens de constitutie die hierna volgt, heeft aan Jesper Smeets de naderschap bekend van de koop die in de akte is vermeld. Jesper Smeets zoon van Peeter is tot de naderschap gekomen.

De akte.

Op 10 februari 1635 verscheen voor de notaris die resideert in Lummen 'boven Diest' Jesper Smeets zoon van Peeter van Coorssel die van intentie was als bloedverwant van Henrick Winghens huisvrouw zaliger te vernaderen de erfkoop die Henrick Wellens gedaan had van Henrick Van Winghe en zijn kinderen. De opdracht ervan is gebeurd op 11 maart laatstleden zowel hier voor de Loonse justitie als voor de laten van de E.H. prelaat van Averbode. Henrick Wellens is aanwezig en hij is bereid om zonder rechtskosten de naderschap te bekennen. Hij kreeg zijn uitgegeven geld, namelijk kapitale penningen, leyffcoop, godtspenninck, pontgelt en andere hofrechten terugbetaald. Hij stelt Jesper in zijn plaats van de koop en hij stemt ermee in dat die de gichte zal ontvangen voor alle heren en hoven waar nodig. Henrick vaardigt Loons schepen Jan Prels en mr. Christiaen Nicolaij Brabants buitenschepen van het land van Lummen af om alles te regelen. Hetgeen zij doen, zal hij goedkeuren. Opgemaakt in het woonhuis van de notaris in Lummen in presentie van Peeter Willems, dienaar van de notaris, en Lambrecht Treuyens inwoner hier, als getuigen. Ondertekend door Petrus Willems, Henrick Wellens en notaris Henricus Swysen. Lambrecht Treuyens markeerde een sterretje als merk.

 

1635, 15 februari. Blz. 364v

Antonis Gheyssens, voor hem en voor Quinten Pauwels man en momber van Anna Gheyssens, Peeter Vanden Eerdenwech man en momber van Maria Gheysens; item Henrick, Jan, Peeter en Marcus Weynen hebben gereleveerd de erfgoederen die hen aangekomen zijn na de dood van haar oom Peeter Weynen zaliger: een stuk land genaamd 'het Nieuwblock'; nog een eeuwit 'opden Esschelbos'' gelegen; nog een sille broek in Haexelaer gelegen; nog een beemd daar achter gelegen en al hetgeen hier nog mag onder sorteren. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1635, 01 maart. Blz. 365v

Jan Corthouts, die procuratie heeft van Willem Geerts zoals hierna geregistreerd is, heeft gekweten aan de inwoners van de St. Joris schanse van Schuelen zoals hierna in de akte is vermeld.

De akte.

Op 29 januari 1629 verschenen voor de notaris en getuigen in Schuelen op de schans ten huize van Lenardt Van Swarttenbroeck de volgende personen namelijk Willem Coirselius alias Geerts 1) en enige personen van de schans, namelijk Lenaerdt Van Swarttenbroeck, Wauter de zoon van Lenardt voorschreven als gouverneur van de schans, Peeter Stessens, Aerdt Stapparts en anderen 2). Willem zegt dat hij machtig is om zijn gerechtigheid te laten kwijten die hij aan de schans heeft. Ze maken zich gelijkerhand sterk voor hun schans en ze staan hem toe om de schans te kwijten en hij heeft beloofd mits deze akte om te verzaken aan zijn rechten op de schans. Tevens wil hij dat de inwoners van de schans hun vaart zullen hebben ten allen tijde over 'den Witten Deyck' naar sheeren straete toe. Hij machtigt daarom Jan Corthouts om in recht in zijn naam afstand te doen van zijn gerechtigheid. Getuigen: Jan Seyssens, Willem Bleckenberchs en meer anderen. Was ondertekend: Arnoldus Scherpenberch 'presbiter vicarius' in Schuelen als schrijver. In de marge stond nog: Guilhelmus Corselius alias Geerts.

 

1635, 01 maart. Blz. 366

Lambrecht Neven, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Elisabeth Caveseyns en haar zoon Jan Vander Hoeffven, heeft de panden gekweten van de weduwe van Librecht Lenardts. Dat gaat om 'den Berbosch', die van 12 gulden jaarlijks wordt gekweten. De weduwe is met recht ter gichte gekomen en de panden werden gekweten van kapitaal en verlopen.

De constitutie.

13 januari 1635 verklaart Elisabeth Caueceyns weduwe van Joannes Vanden Hoeven zaliger dat ze in absentie van de notaris het kapitaal en de verlopen heeft ontvangen en gedeeld met Anna Gotens wettige huisvrouw van haar zoon Joannes Vander Hoeven van een rente van 12 gulden jaarlijks Brabantse munten. Het geld was betaald door Anna Slegers relicte (weduwe, achtergelatene) van Liben Lenardts zaliger. Dat gebeurde voor Lambrecht Neven zaliger die present is en het attesteert. Om de panden van Anna Slegers onder Schuelen gelegen op de juiste manier te ontslaan van deze rente, vaardigt ze mr. Lambrecht Neven voorgenoemd af om in haar naam de kwijting te geven voor de wethouders van de Loonse justitie van Lummen. Haar afgevaardigde moet de gezegelde brief van de rente afleveren en de akte van constitutie gegeven door haar zoon Joannes Vander Hoeven beschreven door notaris mr. Peeter Van Ham, die momenteel berust in handen van Joannes Alenus secretaris in Herck. Opgemaakt binnen Herck in 'de Croone' in aanwezigheid van Egidius Vanden Bampt en Anna Bervoetrs als getuigen. Was ondertekend Erasmo Ab Elsrack notaris.

 

1635, 01 maart. Blz. 368

Godfroy van Blockhem cum suis releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders Godfroij Van Blockhem en Geertreuyt Kelberchs: al de patrimoniale goederen in Schuelen gelegen. De partijen zijn met recht ter gichte gekomen.

 

1635, 01 maart. Blz. 368

Godfroij van Blockhem draagt op aan Peeter Stessens een stuk broek genaamd 'het Deyns Broeck', dat grenst aan 'd'Erpels Beempden' 1), 'die Voert' 2) en Peeter Stessens 3), voor 106 gulden eens, leycoop 1 pattacon, godtspenninck 3 stuivers. Godfroij ontving zijn geld. Peeter Stessens is ter gichte gekomen.

 

1635, 01 maart. Blz. 368

Philips Robyns man en momber van Margareta Schabben, die hij hier zal brengen om toestemming te geven, draagt op huis en hof in Schuelen gelegen aan Coenrardt Van Haren. Het goed grenst Jacop Schats 1), des heeren straet 2), de weduwe van Aerdt Hermans 3), als pand voor 4 gulden 10 stuivers jaarlijks waarvan de valdag zal zijn op 1 maart. Af te leggen met 75 gulden in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Philips ontving zijn geld en hij staat garant voor een goede gichte. Coenardt Van Haren is met recht ter gichte gekomen.

 

 

1635, 02 maart. Blz. 369v

Voor Willem en Lambrecht Neven. De erfgenamen van Godfroij van Blockhem, namelijk Godfroij en Dioneys van Blockhem, Antonis Swinnen en Godfroij van Blockhem zoon van Jan, hebben vandaag een deling aangegaan van de goederen achtergelaten door hun ouders. Onder andere percelen is aan Dioneys bij kaveling een stuk land gevallen genaamd 'den Berbosch' in Schuelen gelegen, dat grenst aan Willem Blasen erfgenamen en aan de erfgenamen van joncker Laurens van Arnem. Dioneys had dit bos voordien opgedragen aan Librecht Lenaerdts en hij had ervan zijn geld ontvangen zoals overeen was gekomen. Dioneys stemt met deze gichte in met de gicht die hij toen heeft gedaan. Daarnaast draagt hij nog een sille 'weijwasch' op in Schuelen gelegen bij 't'Robyns Broeck'. Dit grenst de Laeck, Godfroij van Blockhem zoon van Jan en 'die Crikels Laeck' aan Anna Slegers weduwe van Librecht Lenardts. Hiervoor en voor verbetering van de koop van 'den Berbosch' betaalt de weduwe hem 150 gulden. Betaald. godtspenninck 1 stuiver. Anna Slegers is met recht ter gichte gekomen. Dioneys staat garant voor een goede gicht. De partijen betaalden het pontgelt half en half.

 

1635, 15 maart. Blz. 370

Jan Pondtmans draagt op aan Gielis Pauwels huis en hof in Schuelen in 'de Neerstraet' gelegen, grenzend sheeren straet 1), Matteys Peeters 2) en 3), als pand voor 6 gulden jaarlijks vallend op St-Jorisdag en voor het eerst nu St.-Joris aanstaande omdat Jan het geld al lang geleden ontving. Af te leggen met 100 gulden courant geld zoals het bij de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Gielis Pauwels is met recht ter gichte gekomen. Gielis heeft het pontgelt en alle hofrechten betaald met 1 gulden leycoop en 1 stuiver godtspenninck.

 

1635, 15 maart. Blz. 371v

Lambrecht Neven, die procuratie heeft zoals hierna is geregistreerd, draagt op aan Ambrosius Vander Eycken het goed daarin beschreven volgens de conditie ervan. Ambrosius Vander Eycken is met recht ter gichte gekomen.

De procuratie.

Op 2 maart 1635 heeft Nijs Van Blockhem, ruiter onder de compagnie van kapitein Adriaen Dierix in dienst van Zijne Koninklijke Majesteit, verkocht aan Ambrosius Vander Eycken de helft van een bleuxke gelegen in Schuelen, genaamd 'het Meerken', dat grenst aan Jan Verneyen met de andere helft van dit bleuxke, Quinten Huveners, Jacop Smeets en 'die steghe'. Het is belast met 1 gulden jaarlijks aan Jan Vanden Nuffele en met 'sheeren cheijns'. Ambrosius belooft daarvoor op dag van gichten of morgen 100 gulden Brabants eens te geven, lycoop naer landtcoop, godtspenninck 1 blauwmuser, conditiegeld 2 schellingen. Om deze verkoop te laten gichten, constitueert Dioneys Van Blockhem en maakt machtig mits deze akte Lambrecht Neven, Joannes Huveners samen of apart als deze akte getoond wordt voor alle heren en hoven waar het hoort om hem te ontgichten en om Ambrosius te gichten en goeden. Hetgeen zijn afgevaardigde doet, zal ten eeuwigen dagen vaststaand zijn. Opgemaakt in het huis van Aert Vreven in 'den Swaen' binnen de stad Herck in presentie van Jan Huveners, Henrick Lauers en Aerdt de Wil als getuigen. De minuut was ondertekend door P. Van Kelcheren, notaris.

Op 11 februari 1636 heeft Ambrosius Vander Eycken de naderschap van deze koop bekend aan Jan Verneyen en hij kreeg zijn uitgegeven geld terug.

 

1635, 23 maart. Blz. 373v

Voor Convents en Van Postel verschenen Henrick Van Winghe met zijn twee zonen, namelijk Andries en Niclaes Vanwinghe met hun geleverde momber mr. Melchior Hollenders'. Ze verklaren dat ze betaald werden van de erfkoop die in maart laatstleden tussen hen en Heuybrecht Didden cum suis werd gesloten en waarvan de goederen onder Coorssel gelegen zijn. Ze kwijten hem van de koopsom.

 

1635, 01 maart. Blz. 373v

Letter A.

Jan Reynders man en momber van Margriet Teys, die instemt, draagt op aan Bernardt Seyssens een heythoeve genaamd 'die Matteyshoeve' gelegen in Stal onder Coorssel, die grenst aan zijn eigen erf O, Bernardt Seyssens Z, de erfgenamen van Jan Foex W, de gemeynen aert N. Verkocht voor 9 gulden Brabants eens, leycoop naer landtcoop, godtspenninck 1 stuiver. Bernaert Seysen is met recht ter gichte gekomen. Betaald. Jan staat garant voor een goede gicht. Het goed is vrij van lasten.

 

1635, 23 maart. Blz. 374v

De meier heeft in de naam van de heer Mertten Kenens weer in een stuk erf gegicht in Coorssel gelegen waarvan op 11 december het 'groot geboth' is geleverd. De meier ontving de cijns van dit jaar en Merten is ter gichte gekomen. Van dit erf hebben Frans Weynen en de weduwe van Peeter Claes de andere helft 'gepurgeert' (aangezuiverd) op 10 januari 1635.

 

1635, 29 maart. Blz. 375

Matteus Wintmolders draagt op aan Matteus Huveners een stuk land in Schuelen 'inde Roeten' gelegen, dat grenst aan Peeter Stessens 1), de erfgenamen van Baltis Smeets 2), de erfgenamen van Jan Van Beuylen 3) en Vranck Hauben 4). Verkocht voor 80 gulden. Betaald. godtspenninck 2 stuivers, lycoop naer landtcoop. Matteus Huveners is met recht ter gichte gekomen.

 

1635, 24 april. Blz. 378

Rener Swijns draagt op een stuk land in Schuelen gelegen, 2,5 vaten zaaiens groot, dat grenst aan Willem Bleckenberch 1), Geerdt Wagemans 2), Henrick Pouls 3), als pand en onderpand voor 6 gulden Brabants jaarlijks met valdag op St.-Jorisdag aan Anna Lemmens. Rener ontving 100 gulden in munten van pattacons. Hiermee staat ze ook te kwijten. godtspenninck 2 stuivers. Rener betaalt de pontpenningen en Anna Lemmens de hofrechten 13 stuivers. Anna is in de 6 gulden jaarlijks gegicht en gegoed.

 

1635, 10 mei. Blz. 381

Henrick Boelaerts als momber van de kinderen van Dirick Bastens zaliger en Maria Beerten van Hechtel releveert een stuk broek in Coorssel in Oversel gelegen, genaamd 'het Groot Broeck' en een broek genaamd 'die Roeij Beeck', die aan de kinderen zijn verstorven na de dood van hun ouders. Henrick is als momber ter gichte gekomen.

 

1635, 18 mei. Blz. 382v

Voor Henrick Convents en Jean Van Postel heeft Heuijbrecht Didden een beemd opgedragen in Coorssel gelegen, die Heuybrecht heeft gekocht van de erfgenamen van Henrick Van Winghe. Hij grenst sheeren straet 1), Jean Laermans 2), heer Henrick Volders 3) en zijn eigen erf 4). Opgedragen aan Jean Van Postel zoon van Aerdt, zijn zwager. De beemd werd geruild tegen Jan erf om erf op een beemd genaamd 'den Gielis Beempt', die grenst aan de erfgenamen van Matteijs Claes O en Z, Peeter Neelens O, de erfgenamen van Jean Beckers W. De beemd is los en vrij op grondcijns aan de heer na. Heuybrecht doet er afstand van en staat garant voor een goede gicht. Jan Van Postel is in de beemd gegicht en gegoed met ban en vrede. Jean betaalt de hofrechten.

1635, 18 mei. Blz. 383

Voor schepenen Henrick Convents en Jean Van Postel heeft Jean Van Postel opgedragen de voorschreven 'Gielis Beempt', die grenst zoals voor, aan Heuijbrecht Didden. Deze beemd had Jean geruild erf om erf met Heuijbrecht op de beemd in Coorssel gelegen. De 'Gielis Bempt' is los en vrij van lasten met uitzondering van de cijns aan de heer. Heuijbrecht Didden is in 'den Gielis Beempt' gegicht en gegoed met ban en vrede. Heuijbrecht betaalt de hofrechten.

 

1635, 18 mei. Blz. 383v

Voor dezelfde schepenen. Heuijbrecht Didden draagt op een stuk land onder Coorsel gelegen, dat grenst aan Jean Pauwels Z, Tomas Reijmen W, sheeren straet N, zijn eigen erf O. Verkocht aan Jean Van Postel zoon van Aerdt voor 450 gulden Brabants eens Luycx, lijcoop naar gelieven, godtspenninck 1 blauwmuijser. De koopsom moet op 1 augustus betaald worden. Het land is los en vrij behalve grondcijns aan de heer. Heuijbrecht staat garant voor een goede gicht. Jean Van Postel is in het land gegicht en gegoed met ban en vrede. Jean betaalt het pontgelt 22 gulden 10 stuivers met alle hofrechten.

 

1635, 24 mei. Blz. 384

Mr. Henrick Swijsen, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Margareta Custers die hierna werd geregistreerd, draagt haar tocht op van 9 gulden jaarlijks uit een grotere rente van 18 gulden die zij trekt op panden van mr. Willem Neven. Ze draagt de tocht ervan op aan haar zoon Aerdt Pelsers opdat hij de rente van mr. Willem zijn kunnen kwijten. Ze draagt de tocht op van al de goederen die ze bezit vanwege wijlen haar man Aerdt Pelsers aan haar zoon, zodat hij ze kan opdragen als borg voor een goede kwijting van de voorschreven 9 gulden en voor een goede gicht van erven die ze onlangs heeft verkocht aan mr. Willem Neven voorschreven. Mr. Aerdt Vanden Berghe is in de naam van Aerdt Pelsers in de 9 gulden jaarlijks en in de andere erven gegicht en gegoed/

1635, 24 mei. Blz. 384v

Nu tocht en erfdom samen zijn, draagt mr. Aerdt Vanden Berghe, uit kracht van dezelfde constitutie aan hem door Aerdt Pelsers gegeven, de voorschreven 9 gulden gulden Brabants jaarijks op en kwijt de panden van mr. Willem Neven voorschreven ervan. Hij draagt tevens de goederen op die Margriet Custers heeft getransporteerd als borg voor deze kwijting en ook voor de goede gicht van koop van goederen die mr. Willem Neven van haar heeft gekocht. Daarna wordt Margareta weer in haar tocht gesteld.

De constitutie.

Op 2 februari 1635 verscheen Margriet Custers voor de notaris met assistentie van haar man Jean Van Ham. Ze deed afstand van haar tocht van de jaarlijkse rente van 9 gulden jaarlijks die komt uit het restant van een grotere jaarlijkse rente van 18 gulden jaarlijks die ze trekt op panden gelegen onder Schuelen, genaamd 'het Hemelryck', toebehorend aan mr. Willem Neven meier van de Loonse justitie van het land Lummen. Dat goed heeft hij verkregen op 29 november 1634 van haar en van haar kinderen verwekt door Aerdt Pelsers. Ze draagt de tocht op aan haar zoon Aerdt Pelsers om het kapitaal ervan te ontvangen en de panden van mr. Willem Neven te ontlasten en kwijten. Haar zoon Aerdt Pelsers mag het geld dat van de 9 gulden jaarlijks komt gebruiken aan een huis dat ze vandaag heeft gekocht van Jean Ballen binnen de stad Herck gelegen. Om mr. Willem te kwijten van deze rente van 9 gulden jaarlijks en ook van de koop van een stuk land en van het huis en hof 'opden Stap' gelegen staat ze al haar tocht af van de goederen die ze bezit na de dood van haar eerste man Aerdt Pelsers aan haar zoon Aerdt Pelsers die ook de eigendom ervan afstaat als garantie voor het voorschreven geld uitgegeven door mr. Willem. Ze vaardigt mr. Henrick Swijsen, mr. Aerdt Vanden Berghe af en iedereen die deze last wil aanvaarden om opdracht te doen voor meier en schepenen van Lummen ten Loons recht en overal waar het nodig is aan mr. Willem Neven. Opgemaakt in het huis van mr. Willem Neven voor notaris P. Van Kelcheren binnen de stad Herck residerend in presentie van Lambrecht Neven schepen van de stad Herck en Lummen en Frans Mareschal, getuigen.